5. 1918, DE MILITAIRE DIENST

"In 1918 moest ik in Alkmaar voor de militaire dienst opkomen", vertelde Pa in 1979. Waarom hij pas op zijn negentiende in dienst moest is mij onbekend. Had hij uitstel? Er was toch al vier jaren een nooit vertoonde Grote Oorlog, men kon in Schiedam, als de fabrieken op zondag stillagen, de kanonnen in Vlaanderen horen bulderen en met een Duitse inval werd in april weer serieus rekening gehouden. En waarom werd Pa bij de infanterie, en niet bij de marine, opgeroepen? Meer vragen dan conclusies. Pa had ook geluk dat hij niet bij de marine gingen dienen want het patrouilleren en begeleiden van konvooien was riskant. De meeste Nederlandse slachtoffers van de oorlog vielen in de zeevaart: meer dan 200 schepen zonken door torpedo's en mijnen getroffen, bijna twaalfhonderd zeelieden kwamen om.

Het moet in januari zijn geweest dat Pa zijn militaire dienst begon, want op de 26ste van die maand verstuurde hij een ansichtkaart aan zijn oudste zuster Hil, per adres bij Schipper H. Boon te Zwartsluis. De kaart is met potlood geschreven en slecht leesbaar. Met moeite maak ik ervan:

"Alkmaar zaterdag. Waarde ouders, br. en z.

Ik kan hier melden dat ik het pakje heb ontvangen en bedank U er vriendelijk voor. Ik vond het mooi dat vader er toch ook nog wat bij in de brief geschreven had. Ik kan morgen geen gunst krijgen, anders was ik misschien wel gegaan. Maar uitstellen tot later dan.

Groeten, uw zoon Harm."

Pa als militair

1918 was het jaar dat de eerste wereldoorlog tenslotte als een nachtkaars uitging, tegelijk brak de revolutie uit. Ma werd in april van dat jaar zeven en Pa werd eind augustus 20. Pa vertelt weinig over de turbulente gebeurtenissen van dat jaar, het decor van zijn diensttijd. Daarvoor gebruik ik andere bronnen, vooral Bouman, de Jong en Mak.(*)

De negentiende eeuw eindigde in 1914, tenminste buiten Nederland, zo hoort men vaak. Die eerste veertien jaren noemde de burgerij van Parijs of Wenen de "mooie tijd". Ongebroken was het optimisme, gestimuleerd door de technische vooruitgang. De komst van spoorwegen en electriciteit waren toen misschien nog ingrijpender dan de auto, de Tv of internet later. De bevolking van Europa was door riolering, verbeterde zuigelingenzorg en inentingen zeer snel in omvang toegenomen. Een dergelijke groei is vaak een voorbode van toenemende welvaart en/of oorlog. Overheden trokken allerlei taken op het gebied van onderwijs, gezondheid en transport naar zich toe. Kafka en Thomas Mann werkten bij sociale verzekeringsbanken, waren belast met uitkeringen. In 1917 kwam in Nederland algemeen kiesrecht, tenminste voor mannen. Alles leek naar een grotere democratisering toe te gaan, oude sociale grenzen en patronen begonnen te vervagen, status en afkomst legden het af tegen geld en ambitie. Tegelijkertijd leverden deze veranderingen ook grote rancune op bij de elite, oorlogszucht en verachting voor de gewone mensen waren algemeen. En zelfs de toen reeds beroemde Freud en Einstein hadden last van het gangbare antisemitisme.

1910

Het leek in de landen die ten strijde zouden gaan trekken allemaal zo gemoedelijk en vertrouwd, de volle horeca, de parades, de vlootmanoeuvres, het machtsvertoon, de eindeloze redevoeringen over dapperheid, offervaardigheid, geloofskracht en volkskracht. Nationalistische roes als identificatieproces. Wie regimenten in paradepas voorbij zag komen, voelde zich geborgen in de kracht die het eigen land ontwikkelde, het was eerder hoogmoed dan agressie. Achter de voorgevel van de openbaarheid speelden zich andere dingen af: wetenschappelijke ontdekkingen, de groei van industrie, een bewapeningswedloop, gewaagde koloniale politiek en toenemend oorlogsgevaar. En daartegenover de toenemende kracht van de vakbeweging en socialistische partij-organisatie. Er waren wel tegenstemmen en waarschuwingen maar ze gingen, zoals vaak, in de roes teloor. Sommigen hekelden de vele gemeenplaatsen, de oneerlijkheid, de inflatie van het woord, anderen zagen in het allegaartje van de imitatiestijlen en de protserige luxe van de 'pluche-jaren' een stijlloosheid, symptomatisch voor een ontbindingsproces. Overal werden waardegebieden van elkaar gescheiden. "Zaken zijn zaken", "l'art pour l'art", en later "Krieg ist Krieg" en "Befehl ist Befehl". Een dichter debuteerde en las voor: "de kroon der schepping, het zwijn, de mens." Somber was ook Kafka: "We lopen door de brede straten van de nieuw-gebouwde stad. Maar onze schreden en blikken zijn onzeker. Innerlijk beven we nog zo als in de oude stegen vol ellende."

In 1914 had men aan alle kanten gedacht dat de oorlog snel in een overwinning zou eindigen. Het was om met Bouman te spreken, het jaar van de hoop. Men had er erg veel zin in, levenslust en doodsverlangen vormden een innige band. In Moskou zegenden priesters de vertrekkende treinen, in Wenen, Berlijn, Londen en Parijs namen vrouwen juichend afscheid van hun verloofdes, mannen en zonen. "Bij de massa's", schreef Freud later, "kunnen de meest contrastrerende opvattingen naast elkaar bestaan en elkaar verdragen zonder dat hun logische tegenstrijdigheid tot een conflict leidt." Een jonge dichter: "Morgen eindelijk te velde trekken, eindelijk te mogen meedoen. Met het leven bewijzen wat men denkt en voelt." Adolf Hitler, in zijn terugblik op de eerste oorlogsdagen: "Ik voelde die uren als een bevrijding uit de ergernissen van mijn jeugd. Ik schaam mij ook nu nog niet te zeggen, dat ik, overweldigd door stormachtige geestdrift, op de knieën zonk en de hemel uit overvol hart dankte dat mij het geluk was beschoren om in deze tijd te leven. Voor mij begon de onvergetelijkste en grootste tijd van mijn leven." Maar de roes verdampte snel toen de oorlog in loopgraven en massaslachtingen vastliep.

1915 was het jaar van de berusting. "Jaren zonder zegen, storm op alle wegen" schreef Herman Hesse. De jonge Bertold Brecht, net als Pa in 1898 geboren, zat in de vierde klas van het Gymnasium en moest een opstel schrijven over het thema: "Zoet en eervol is het om voor het Vaderland te sterven." Brecht schreef dat "zoet en eervol sterven" gezwets was. Het afscheid van het leven valt altijd zwaar. Alleen ijdele domkoppen slaan gezwollen taal uit waaraan ze op het beslissende moment toch geen geloof hechten. Schandaal op het gymnasium, moest deze leerling van school gestuurd worden? Lerarenvergadering; om de school niet in opspraak te brengen liet men het bij een waarschuwing.

1916 was het jaar van de wanhoop. In Berlijn hielden radicale socialisten onder leiding van Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht een verboden 1 mei demonstratie met als leuze: "weg met de regering, weg met de oorlog". "Ik word elke dag wat meer beest" schreef een jonge Vlaming aan zijn moeder, "en dus een wat moediger soldaat". Nog somberder uit zich de romanfiguur Ferdinand uit de 'Reis naar het einde van de nacht' van Céline: "Hoe lang zou hun waanzin moeten duren voordat ze tenslotte uitgeput ophielden, die monsters? Hoe lang kon zo'n vlaag wel niet duren? Maanden? Jaren? Hoe lang? Misschien tot ze allemaal, al die idioten, dood waren?" Ansichten van het front lieten trowens een ander beeld zien.

In 1917 heerste overal een diepgaande twijfel aan welke reden dan ook om de slachtingen voort te zetten. In het Franse en Duitse leger waren regelmatig soldatenopstandjes. Soms werden de wapens neergelegd en de officieren afgezet, dan weer zongen Duitse en Franse soldaten samen de Internationale. Een Franse muiterij bij Verdun verlamde het leger maandenlang. De rebellen werden bloedig onderdrukt. Lenin greep, met steun van de Duitsers, in Petersburg de macht en sloot met de kerst van 1917, te Brest-Litowsk een voor de Duitsers voordelige wapenstilstand.

Toen Pa in dienst ging liep de oorlog al op zijn eind. Nederland was neutraal gebleven omdat het Duitsland en Engeland beter uitkwam. "Dat dit land min of meer als luchtverversingsbuis voor ons economisch leven onder alle omstandigheden intact moet blijven", aldus de Duitse opperbevelhebber von Moltke. Nederland had van de neutraliteit geprofiteerd. Met boeren op de klei- en veengronden ging het beter dan ooit, handelaren in schaarse voedingsmiddelen maakten formidabele winsten; het aantal miljonairs verdubbelde in minder dan twee jaar, er waren er die zich "gouden gordijnringen met diamanten erin" hadden aangeschaft. Ook de algemene rijkdom was tussen 1914 en 1917 met de helft toegenomen, er begon in die eerste oorlogsjaren zelfs iets als luxe te ontstaan, iets wat uitsteeg boven het biologisch minimum van een bed, een dak en een enigszins gevulde maag.

Soldaten in Alkmaar

Maar de armen werden armer, speciaal in de laatste twee oorlogsjaren. De voedselvoorziening liep spaak, bij velen heerste kou, honger en ellende. Vrouwen liepen in demonstraties met leuzen als: "De mens die honger heeft is niet vrij". In juni en juli 1917 kwam het tot hongeroproeren, vooral in Amsterdam. Arbeidersvrouwen roofden aardappelen uit voorraden van de regering, daarna plunderde men winkels en en werd er gevochten met de politie en militairen; er vielen volgens een schatting op 2 juli negen doden en honderveertien gewonden.

Het beroep van militair was in Nederland nooit erg populair geweest hoewel Ma wel van uniformen hield. Toen bij de mobilisatie in 1914 vrijwilligers werden opgeroepen, kwam bijna niemand opdagen. Het land had ook geen krachtig leger: in 1914 waren er 10 vrachtauto's, in 1918 beschikte een enkele van de veertig militairen over een stalen helm. In spotprenten en populaire liederen werd het militair bedrijf voortdurend belachelijk gemaakt en de anarchistenleider Domela Nieuwenhuis sprak grote betogingen toe onder het motto: "oorlog tegen den oorlog". De moraal onder de soldaten werd tijdens de mobilisatie door verveling ondermijnd: gebrek aan eerbied voor hogere rangen, vervalsing van verlofpassen, ongeoorloofde afwezigheid, simuleren, smokkelen, vernielzucht en diefstal kwamen veel voor. In deze tijd, in deze sfeer, ging Pa in dienst. Hij had er geen zin in. Hij ging simuleren zoals uit zijn onderstaande -wat mij betreft humoristische- woorden valt op te maken.

Daarbij wil ik opmerken dat ik zelf ook in 1971 door simuleren aan de dienstplicht ontsnapte. Andere tijden, op hun eigen manier bewogen. Een overeenkomst lijkt me dat we beiden wel wat beters wisten te doen en ons weinig van het staatsvoorschrift wensten aan te trekken. Alleen ging het bij mij niet om platvoeten maar om psychische tekortkomingen; het ontbrak me aan geestelijke stabiliteit, S-5 werd dat genoemd. Tja, tijden veranderen, het accent lijkt van de voeten naar het hart en het hoofd te zijn verschoven. Pa:

"Bij de fourier moest ik uitgerust worden met een uniform en andere zaken die bij een militair horen. Ik moest onder andere schoenen uitzoeken. Daarbij kon ik niet slagen. De fourier liet me ze allemaal proberen maar ik zei dat ik er niet op kon lopen. Toen vertelde hij me dat ik platvoeten had en moest wachten op de schoenmaker. Maar ook die kon de zaak niet oplossen. Zo kwam ik in het hospitaal terecht. Later werd ik een kamp in Amersfoort geinterneerd."

Herman Ottink, de tweede zoon van tante Grie en oom Theo, herinnert zich een verhaal dat wat toevoegt aan de lezing van Pa over zijn ontsnapping aan de militaire dienst. Toen Herman zelf aan het begin van de vijftiger jaren in dienst moest en daar ook helemaal geen zin in had, werd bij hem thuis in geuren en kleuren het volgende verteld. "Voordat Pa voor dienst moest opkomen speelde hij, met zusters en broers, een soort spel in het ouderlijk huis. Dat bestond eruit dat ze tegen de luiken van de ramen een trap gaven, hoe hoger hoe beter. Pa was de jongste en de kleinste. Een van zijn pogingen was een geweldige miskleun tegen de onderkant van het luik. Daarbij werd een teen of voet ernstig geblesseerd. Hij is ervoor naar het ziekenhuis geweest en heeft er vrij lang mee gezeten. Herman heeft niet de indruk dat Pa zich expres heeft bezeerd. Maar hij had dus wel wat aan zijn voet toen hij in dienst moest en heeft de ernst ervan waarschijnlijk overdreven."

ziekenzaal in Amersfoort

Pa verstuurde tijdens zijn dienst ansichtkaarten naar zijn ouders. Zelf staat hij er niet op, het waren kennelijk ansichten die in handel waren. Zo ook deze van een ziekenzaal in Amersfoort. De beschreven achterzijde van de kaart staat hieronder. Vanwege zijn handschrift. Hij was niet iemand die veel schreef maar op de hoofdletters op deze kaart heeft hij duidelijk zijn best gedaan.

tekst ansicht ziekenzaal

Pa hield niet van de sleur en verveling die de militaire plicht kenmerkten. Hij was een ondernemende man en zette wat handel en bedrijf op.

"In samenwerking met anderen zette ik in Amersfoort wat handel op. Van Portugezen, die ook om de een of andere reden in het kamp zaten, kochten we mooie grote kisten die we aan anderen verkochten. We kochten chocolade bij de grossier en ventten dat in de avond op het het terrein van de kazerne uit. Daarbij werden we wel eens overvallen. In het hospitaal had ik mensen aan het werk die dingen maakten. Zo werden uit dunne plakken celluloid mooie figuren zoals bloemen gefiguurzaagd die veel geld opbrachten. Een korporaal smokkelde tabak naar binnen. We hadden vier man in dienst die daar sigaretten van draaiden. Die werden aan de soldaten verkocht."

Stakingen namen in 1917 in Duitsland een voor de regering gevaarlijke omvang aan. Agitatie, verzet aan alle kanten; pacifistische kernen, communistische cellen, roerige studenten en uittartende (Bouman) kunstenaars. Ook in Frankrijk groeide de oppositie tegen de oorlog. Na de wapenstilstand met Rusland, inmiddels Sovjetunie, dachten de Duitsers de oorlog alsnog te winnen door hun troepen naar het westelijk front over te brengen. In maart 1918 zetten ze bij Cambray en St. Quentin een laatste aanval in. Daarna bloedde de oorlog dood door uitputting en gebrek aan motivatie, in de zomer van 1918 sloeg het tij om. De Engelsen zetten massaal een nieuw wapen in, de tank. Verse Amerikaanse troepen stroomden naar het front gesteund door de grootschalige Amerikaanse oorlogsindustrie. Hoogtijdagen van de lopende band.: ijzer, ammunitie; er liepen meer schepen van stapel dan de Duitse duikboten konden torpederen. De Amerikaanse soldaten namen trouwens ook een epidemie met zich mee, de Spaanse griep, die met 40 miljoen doden meer slachtoffers maakte dan die hele oorlog. De oorlog werd door de Duitsers niet militair verloren; hij implodeerde. Stakingen, desertie op grote schaal, hongeroproeren, plundering van proviandtreinen. De griep verlamde de oorlogsindustrie, de blokkade vanuit zee zorgde voor een reusachtig gebrek aan grondstoffen, het transport liep vast. In Duitsland, Hongarije en Oostenrijk werden, in navolging van de Russische soldaten-sovjets, soldatenraden opgezet.

Ook in Nederland kwamen militairen in opstand, niet zozeer op grond van socialisme of pacifisme maar eerder vanwege de slechte leefomstandigheden, de geringe betaling en de verveling. In het legerkamp de Harskamp op de Veluwe, vlakbij Amersfoort, brak eind oktober een soldatenoproer uit met ernstige rellen, verjaagde officieren en afgebrande barakken. Op 8 november waren er berichten dat in Beieren de revolutie was uitgebroken. Sommige bestuurders en ondernemers in Nederland hielden ernstig rekening met het overslaan van de poging tot machtsovername. In Rotterdam werden sociaaldemocratische leiders bij burgermeester Zimmerman geroepen, hij begon alvast concessies te doen net als de voorzitter van de machtige Scheepvaartvereniging Zuid, Nijgh, die verbetering van de arbeidsvoorwaarden beloofde. Toen de Duitse keizer op 10 november voor de revolutie naar Nederland vluchtte, meende de leider van de sociaal-democraten Pieter Jelle Troelstra dat ook in Nederland de tijd rijp was voor de lang verwachte en gehoopte omwenteling. "Verzuimt het ogenblik niet" riep hij 11 november op een meeting in Rotterdam, "grijpt de macht, wij maken een revolutie, omdat het moet en kan." De dag daarop herhaalde hij zijn boodschap in de Tweede Kamer. De communisten in Amsterdam gingen nog wat verder: op maandag 12 november riepen ze op tot "de commune van Amsterdam"; de volgende dag liep een stoet met Henriette Roland Holst voorop naar de Oranje-Nassau-kazerne. Er werd op ze geschoten; een dode en drie gewonden.

De oproep van Troelstra bleek een slag in de lucht, hij had zich in de stemming in het land vergist. Zijn meeste medebestuurders zagen niet veel in zijn poging tot machtsovername. Zijn tegenstanders uiteraard nog minder en de laatsten waren een stuk actiever dan de eersten. Het gezag besloot snel betrouwbare troepen uit de noordelijke en zuidelijke provincies naar Den Haag te halen. De regering had voor dat transport geen geld in kas maar de Rotterdamse reder Kröller schoot 10.000 gulden voor. Na twee dagen, op 14 november, moest Troelstra zijn woorden intrekken. In Den Haag liepen op 18 november tienduizenden anti-revolutiebetogers te juichen voor koningin Wilhelmina.

In Duitsland woedde de opstand nog door. Muitende matrozen in Kiel, Hamburg en Bremen. In Kiel rukte men marine-officieren hun epauletten af, er vielen enkele doden. In Beieren was de macht overgenomen, oproer in het Roergebied; hoge ambtenaren werden afgesnauwd door hun bureaupersoneel, ondernemers door hun arbeiders mishandeld en de keizer vluchtte. Begin januari waren er bloedige straatgevechten in Berlijn, de Spartacus-opstand. Maar ook hier stelden veel gematigde sociaaldemocraten zich aan de kant van de bestaande orde op. De radicale Rosa Luxemberg en Karl Liebknecht werden op 15 janari 1919 door de politie vermoord, in Beieren werd zes dagen later de meer gematigde ministerpresident Kurt Eisner door een aanslag omgebracht. Tot eind april bestond in Beieren nog een 'radenrepubliek'. Maar toen werd München door regeringstroepen veroverd, 600 doden. De revolutie werd met geweld onderdrukt.

Pa moet van deze gebeurtenissen wel wat hebben gehoord. Maar ik ben in 1979 vergeten hem ernaar te vragen. Hij heeft zich er vast niet te veel van aangetrokken, was druk met handel en bedrijf en slaagde er begin 1919 in om afgekeurd te worden.

"Tenslotte werd ik afgekeurd nadat ik ondertekend had dat mijn lichaamsgebreken niet door de dienst veroorzaakt waren. De dienst was mij zelf toch al geweldig tegengevallen omdat de meerderen er zo vloekten. Dat was ik nog nooit zo tegengekomen."

Van de door Pa ondertekende verklaring bezat hij in 1979 geen copie. Hij bewaarde wel een bewijs van ontslag, in Amersfoort op 1 maart 1919 door zijn bataljonscommandant ondertekend. De hieronder afgedrukte copie is niet zo duidelijk. Daarom herhaal ik: "ontslag wegens lichaamsgebreken, ontstaan niet door den dienst." Met de hand is er, ter verduidelijking ongetwijfeld, bijgeschreven: "De vermelding omtrent het ontstaan der gebreken, heeft voor eventueele pensioenaanspraken slechts waarde, voor zoover de Kroon niet anders beslist."

(*) Gebruikte bronnen

Dr. P. J. Bouman: Revolutie der Eenzamen, spiegel van een tijdperk. Assen 1962.

Dr. P. J. Bouman: Een handvol mensen, uit de tijd der beide oorlogen. Assen 1969.

Dr. Lou de Jong:`Voorspel`, het eerste van zijn 25 delen tellende serie over de Tweede Wereldoordog en de Bezetting. Schravenhage, 1969.

Verstoorde Vrede, foto's van Nederland tijdens de eerste wereldoorlog. Samenstelling Anne Doedens & Liek Mulder. Amsterdam/Antwerpen 2004.

Geert Mak "De eeuw van mijn vader". Amsterdam/Antwerpen, 1999. Maks vader werd in 1899 in Schiedam geboren. Als Mak in de eerste zinnen over de geuren van teer en touw, van zout en golven spreekt als mogelijke eerste indrukken van zijn vader dan geldt dat waarschijnlijk net zo goed voor de jeugd van mijn ouders in Zwartsluis en Delfzijl.

Ook de televisieserie "In Europa" die, onder redactie van Mak, gebaseerd op het boek met dezelfde titel, vanaf november 2007 op de televisie loopt, heeft me geholpen bij deze schets van die tijd.

Terug naar de eerste pagina