6. ZUSTERS EN BROERS VAN PA

Harm en Grietje Boon, de ouders van Pa, kregen 12 kinderen. Drie zijn al zeer vroeg gestorven. Het volgende kind kreeg dan de naam van het overleden kind. In volgorde: Hilda (Hil), Derk (Dirk), Wiecher, Hendrik, Margje (Ma), Geesje (Gé), Sophia (Fie), Harm, onze vader en Grietje (Grie).

Ik heb deze familieleden nauwelijks gekend, alleen tante Gé en oom Arent en tante Grie en oom Theo een beetje. Ik bemoeide me vroeger niet zo met de familie en ben al op mijn vijftiende uit huis gegaan. Daarom heb ik voor dit hoofdstukje wat gegevens en anecdotes uit de mond van zusters, broers en en neven bij elkaar gesprokkeld. Het is maar een schets. Soms beschikte ik niet eens over geboorte- en sterfdata. Het lijkt me dat zo aan het leven en werken van ooms en tantes te weinig recht gedaan wordt. Maar ja, ik wist en hoorde niet meer. Gelukkig weet ik nu wel wat meer, met sprokkelen, met selectie en compositie kom je soms wel verder. De periode waarover het gaat is ook anders dan bij vorige hoofdstukjes. Hoewel zijn zusters en broers bijna allemaal ouder waren dan Pa, stammen de foto's en herinneringen meestal uit een latere periode.

Pa, oom Dirk, oom Arent

Hil
Hilda, Hil, was de oudste. Ze werd waarschijnlijk in 1878 of 1879 geboren. Pa stuurde haar een ansicht in 1918, toen woonde ze nog bij haar ouders in Zwartsluis. Ze bleef ongetrouwd en verhuisde naar het westen van het land om daar, in Den Haag bijvoorbeeld, bij voorname families in de huishouding 'te dienen'. Wiebe heeft van horen zeggen de indruk gekregen dat tante Hil door dit verkeren in andere kringen het contact met haar achtergrond wat verloor. Tante Hil is niet oud geworden, zelfs zuster Gretha heeft geen herinnering aan haar. Ze is in de dertiger jaren aan een langdurige en slopende ziekte overleden.

Dirk
Derk, oom Dirk, was de tweede. Hij werd geboren op 16 december 1879. Hij was 19 jaar ouder dan Pa en lang de pater familias. Hij trouwde toen hij 26 was, op 25 februari 1905, met Willempje (Wim) Brink die op 24 september 1883 was geboren. Pa nam Ma voor het eerst mee naar huis ter gelegenheid van de viering van 25e trouwdag van Wim en Dirk. Ma was toen 19 jaar oud en ontmoette allerlei neven die veel ouder dan haar waren maar erop stonden haar tante te noemen, ook later nog.

Tante Wim was een lieve vrouw. Net als zijn eigen ouders stichtte Dirk met Wim een groot, en volgens zuster Jennie, warm gezin. Ze kregen 11 kinderen: Harm, Jan, Wicher, Johannes (Jo), Grietje (Gré), Hendrik (Henk), Hilbertus (Bart), Catharina (Katrien), Marrie, Dirk en Willem (Wim). De jongste dochter Marrie heeft later in het leven van mijn ouders een belangrijke rol gespeeld.

Zoals eerder vermeld was oom Dirk schipper. Zijn tjalk "Willempje", waar Pa op zijn vijftiende een dik half jaar als tweede man op voer, was naar zijn vrouw genoemd. Ma wou nooit dat Pa een van zijn schepen Wubbegien noemde zoals ze ook niet wilde dat hij een schipperspet droeg. Aan het eind van de oorlog woonden Dirk en Wim aan de wal in Zwartsluis, aan de Sportlaan. Dit adres was een soort ankerplaats voor de hele familie. Op de laatste dag van de tweede wereldoorlog werd Dirk op de brug in Zwartsluis door de Duitsers in zijn been geschoten. Hij wilde de brug niet verlaten terwijl de Duitsers die wilden opblazen. Het been kon niet gered worden; hij kreeg een prothese.

Pa hield van al zijn broers maar speciaal van Dirk. In de tijd voor dit ongeluk was er wat onenigheid tussen Pa en zijn oudste broer omdat Pa moeilijkheden met zijn zoon Jan had gehad over de verkoop van een giek. Ma heeft Pa daarna naar oom Dirk gestuurd om het weer goed te maken. Broer Willem herinnert zich nog dat tante Wim en oom Dirk bij ons in Overschie kwamen logeren. Pa en Ma stonden hun eigen slaapkamer voor ze af. Willem moet vijf of zes zijn geweest en wist niets van dat kunstbeen. Hij ging in de ochtend de slaapkamer binnen om ze wakker te maken. Toen stond naast het bed een half been. Hij schrok zich dood. Oom Dirk leefde tot 18 maart 1962 en tante Wim tot 9 februari 1965.

oom Wiecher met zus Jennie

Wiecher
De volgende broer was ook schipper. Wiecher trouwde met Willigje (Hil) van Blanken. Ze kregen een zoon, alweer een Harm. Ze woonden later in een klein huisje bij de dijk in Zwartsluis. Tante Hil droeg vaak een zwartbont schort; ze droeg geen vrolijke kleren. Dat was zondig, ze was nogal godsdienstig. Ma respecteerde dat en was goed met haar. Ook al was Hil eenvoudig gekleed, dan ging Ma evengoed in bontjas met haar de stad in. Dat was volgens zus Jennie een van de goede kanten van Ma: ze nam de mensen zoals ze waren. Dat tante Hil wat zwaar protestant was komt ook naar voren uit een herinnering van broer Willem. Hij is met Ma naar de viering van het veertigjarig huwelijk van Wiecher en Hil geweest. Het was op een zondag. De op het feest gebruikte glazen werden daar in teilen verzameld. Willem vroeg Ma waarom ze dat deden. Ma zei; "Ze mogen op zondag niet afwassen."

Hil met haar zoon Harm

Hendrik
Hendrik (Henk) trouwde met Jemmigje (Fem) Dracht Ze hadden ook een tjalk, de Concordia. Hieronder staat een foto van dit schip op een werf. Dat het een tjalk is kan je volgens broer Willem zien omdat het voorschip vanaf de kiel schuin naar boven oploopt. Nog wat technischer: het hoofdspant; in het midden van voor naar achter, loopt door naar boven.

Concordia op de werf

Fem en Hendrik kregen drie kinderen: Dien, Grietje en Harm. Ook op de volgende foto is een kenmerk van het scheepstype tjalk te zien. Er loopt "horizontaal" een soort stootrand langs het schip.

Hendrik en tante Fem op de Concordia

Broer Willem is veel later wel bij Hendrik en Fem aan boord geweest. Toen hadden ze geen tjalk meer maar een spits met een heel klein roefje. Een spits is, anders dan de naam doet denken, een zeer stomp schip. Een langwerpige doos, de platte bodem heeft haast geen ronde overgang naar de zijden; alleen op de hoeken, voor en achter, is er verticaal een lichte ronding. Het scheepstype werd aan het eind van de negentiende eeuw ontwikkeld. 38 of 42 meter lang, afgestemd op de lengte van de sluizen in Belgische en Franse kanalen. Er varen er tegenwoordig nog veel, in Noord-Frankrijk bijvoorbeeld.

Hendrik en Fem zijn later in Noord-Holland aan de wal gaan wonen, in Zaandam omdat hun zoon daar een taxi- of vervoersbedrijf had. Wiebe is in de tachtiger jaren naar de crematie van oom Henk geweest.

Ma
Margje, tante Ma, is geboren in 1885. Ze trouwde met Lute Westerbeek. Ze kregen drie kinderen: Grietje, Jannie en Henk. Oom Lute was een warme bakker in Wijk bij Duurstede, ze hadden een kruidenierswinkel. Zus Jennie herinnert zich nog de grote weegschaal met koperen schalen en gewichten op de toonbank. Broer Willem is er wel eens op bezoek geweest en kreeg een Mars of zo. Iets uitvoeriger herinneringen komen van Wiebe Ottink:

"Ik ben met mijn ouders enkele keren in Wijk bij Duurstede op bezoek geweest, in de oorlog en daarna. De winkel was inderdaad een kruidenierswinkel maar oom Lute was ook warme bakker. Dat zat zo: er waren in Wijk bij Duurstede twee bakkers. Normaal haalde je in die tijden s'ochtends vers brood. Echter, voor oom Lute was de bakkerij en de winkel bijzaak. Hij hield meer van andere dingen en was eerder een avondmens dan een ochtendmens. s' Avonds was hij druk met de krant en met discussies. Daarom wilde hij s' ochtends niet om 4 uur op om tegen 8 uur zijn brood in de winkel te hebben. En zo kwam het dat de dorpelingen aan het begin van de dag naar de concurrent gingen. Wie in de loop van de dag vers brood wilde halen kwam bij bakker Westerbeek terecht.

De volgende herinnering van mij is nog uit de oorlogstijd. Ik was toen denk ik 4 of 5 jaar oud; het was kersentijd, in de zomer van 1944. Ik logeerde met mijn moeder bij tante Gé in Baarn en we gingen met de bus, met overstappen in Amersfoort, naar Ma en Lute in Wijk bij Duurstede. Hoe een dergelijke tocht in die tijd mogelijk was weet ik niet meer. We hadden een wandelwagen bij ons waar ik in mocht zitten. Op de terugweg uit Wijk bij Duurstede ging tante Ma ook mee. Ik mocht en kon nu niet meer in de wandelwagen zitten want die werd volgeladen met manden kersen. Rond deze terugreis heerste een enigszins gespannen sfeer. Op enkele plaatsen onderweg waren er wegcontroles door landwachten of Duitsers. Ze sloegen een blik op de wandelwagen of snuffelden er een beetje in. Ik voelde opwinding. Let wel, al deze dingen realiseerde ik me eigenlijk pas een aantal jaren later! Terugdenkend had en heb ik nog steeds het vermoeden dat in de wandelwagen, gecamoufleerd met manden kersen, illegale spullen werden vervoerd. Krantjes, of andere zaken ten behoeve van het verzet, die zo op onverdachte wijze door twee vrouwen met kind en wandelwagen werden getransporteerd.

Rond 1960 ben ik nog een keer met mijn vrouw Jeanne op bij tante Ma bezoek geweeest. Oom Lute was toen al overleden. Tante Ma woonde met haar zoon Henk nog in het winkeltje dat overigens gesloten was en in een museum gepast zou hebben."


Geesje, tante Gé, werd geboren op 2 november 1888. Ze trouwde met Arent Krikke die op 30 januari 1888 geboren was. Ze kregen drie kinderen: Nel, Kiek en Jan. Wiebe herinnert zich vrij veel van deze tante en oom:

"Voor haar huwelijk had ze "gediend" bij deftige families en daar een hoger niveau kookkunst geleerd dan in onze toenmalige kringen bekend was. Tante kon geweldig lekker koken, met bijzondere groenten en voor ons onbekende kruiden. Ze kon ook erg lekkere drankjes maken: boerenjongens en of boerenmeisjes. Je moest daarbij wel uitkijken om door de kracht van deze versnaperingen niet volkomen van de wereld te geraken. Ze werden opgediend als simpele bowl en in ditto glazen, bellen, geserveerd. Maar ondertussen! Mijn vrouw Jeanne en ik zijn rond 1960 vanuit Soest een keer met de fiets bij hen op bezoek geweest. Na de genoemde traktatie zijn we luid zingend huiswaarts gekeerd. Het was bij hen altijd heel gezellig; tante was buitengewoon hartelijk en Arent zat vol met grapjes waarmee hij zijn echtgenote op de hak nam. Toen ze later in Zwolle woonden hebben we ze ook bezocht, samen met twee van onze dochters, Esther en Querine. Wij gingen eerder weg en de meisjes mochten nog blijven. Toen wij vertrokken waren kregen ze nog een traktatie, je raadt het al: bowl (40%). Onze dochters weten nu nog altijd niet hoe ze thuis gekomen zijn op de Hogenkampsweg in Zwolle, 500 meter verderop, waar wij bij mijn ouders verblijf hadden."

tante Gé

Oom Arent was eerst timmerman in Zwartsluis en werkte later in Baarn bij de politie. Er werd van oom Arent wel gezegd dat hij als agent van politie in Baarn heeft meegespeeld met het verzet, daar werd later in de familie wel eens op gezinspeeld. Ook zuster Jennie herinnert oom Arent als een leuke vent die geintjes uithaalde en grapjes maakte. Broer Willem herinnert uit zijn jeugd een voorval dat een andere kant van het karakter van oom Arent laat zien: "Tante en oom kwamen eens in Overschie bij ons op bezoek. Oom Arent hield erg van karnemelkse pap en Ma had dat speciaal voor hem gekocht. Maar toen hij het op tafel zag, wou hij het niet eten omdat het uit een fles kwam en hij alleen maar zelfgekookte karnemelkse pap lustte."

Ook de Krikkes waren behoorlijk christelijk. Wiebe: "Ze waren wat betreft het geloof "zwaar in de leer". Dit leidde wel tot discussies met mijn ouders. Na hun overlijden kregen mijn ouders hun huisbijbel. Het laatste hoofdstuk daarvan, de Openbaringen, was letterlijk stukgelezen door Oom Arent. De man heeft vreselijk opgezien tegen de dood, omdat hij zeer onzeker was of het daarna wel goed met hem zou aflopen. Naar de hemel? Nee, waarschijnlijk naar de hel. We weten natuurlijk dat dit veel voorkomt bij mensen die zwaar in de leer zijn. Op die avond in Baarn dat ik met Jeanne zo van hun boerenjongens heb genoten heb ik met oom Arent gesproken over de maanexpedities die toen plaatsvonden met als climax de latere maanlandingen. Volgens oom waren deze plannen tot mislukking gedoemd: fundamentalistische bijbellezers wisten absoluut zeker dat "een mens op de maan" theologisch onmogelijk was."

Ook broer Willem herinnert zich een verhaal van onze moeder waarin gelovigheid een rol speelt. Dat iemand deelnam aan het Avondmaal die geen belijdenis had gedaan was voor orthodoxe Christenen een ernstige zonde, om niet te zeggen een doodzonde. Willem: "Toen Pa was overleden ging Ma na de kerk wel eens koffie drinken bij tante. Die vroeg een keer: "Waar ging de preek over?" Ma antwoordde: "Het was Avondmaal." Tante: "Daar mag jij toch niet aan meedoen, je hebt geen belijdenis gedaan." Ma verweerde zich en zei: "Ja, maar Pa deed ook mee aan het Avondmaal en die had ook geen belijdenis gedaan" "Ja", zei tante, "maar dat was niet erg, want dat was een Boon."

Toen ik in juli 2007 de foto's van Ma begon uit te zoeken had ik eerst moeilijkheden om oom Arent en oom Wiecher uit elkaar te houden. Ik wist eerst ook niet dat ze niet eens broers maar zwagers waren. Arent lijkt op deze strandfoto nogal op Wiecher op de eerdere foto met zus Jennie. Eenzelfde hoed en een soortgelijke snor, zelfs de oren lijken verwant. Net als in Ma's jeugd in Delfzijl was het kennelijk de gewoonte om af en toe naar strand te gaan en daarbij foto's te maken.

Arent, Gé, zoon Jan op strand

Oom en tante woonden lang in Baarn. Toen onze oma, Opoe Boon, niet meer zelfstandig kon wonen -ze begon te dementeren- hebben tante en oom haar nog een tijdje in huis genomen. Ze hadden een grote moestuin achter het huis. Ik ben er zelf in de vijftiger jaren wel eens geweest. Pa en Ma haalden er in september pruimen en kruisbessen. Wiebe; "in de zomertijd moest er geweckt worden: tientallen kilo's boontjes en andere groenten verdwenen in weckpotten en dan in de kookketel. Zeer zwaar werk en spannend: blijven ze wel dicht! Een wat gestresste sfeer."

Oom en tante waren zuinig en spaarzaam. Wiebe herinnert zich van bezoeken met zijn ouders aan Baarn hun zuinigheid. Het was pikkedonker in hun huis: hier en daar een peertje van niet meer dan 15 Watt. Volgens broer Willem wist onze moeder de spaarzaamheid van de Krikkes wel te waarderen. Ze fluisterde soms over hun huis in Baarn: "ze wonen in een mooi huis en dat is met dubbeltjes bij elkaar gespaard". Toen Pa en Ma rond 1975 in Zwolle woonden, reed Pa met tante elke week vanuit haar bejaardentehuis naar de markt om daar een pakje boter te kopen omdat dat dan een dubbeltje goedkoper was.

Later zijn de Krikkes naar Zwolle verhuisd. Oom Arent werd 92 jaar oud. Er werden in de familie wel grapjes over gemaakt dat hij langer van zijn pensioen genoot dan de jaren dat hij er premies voor had betaald. Hij was kennelijk ook nog lang vitaal, kocht tenminste nog een brommer toen hij 90 was.

krantenbericht 65 jarig huwelijk

De leeftijden in de tekst van het krantenbericht kloppen niet helemaal, ze waren in maart 1980 allebei 92 jaren oud. Oom Arent stierf dat jaar op 15 oktober; tante leefde tot 11 december 1986.

Fie
Sophia, tante Fie, trouwde met Thijs Appelo. Appelo was een bekende naam in Zwartsluis. Het kwam al ter sprake dat de vader van Pa bij een werf van Appelo een schip liet bouwen. In de buurt van het graf van Pa en Ma liggen niet alleen vele andere Bonen maar ook veel Appelo' s en later in deze geschiedenis zullen we ook nog wel eens een Appelo tegenkomen.

Thijs en Fie zaten ook in de vaart. Ze kregen vijf kinderen: Dien, Grietje, Albert en Hilda en Gerie. Wiebe heeft tante Fie en oom Thijs en hun kinderen goed gekend omdat hij een aantal jaren in de grote vakantie met ze mee heeft gevaren over Nederlandse, Duitse en Belgische wateren. Wiebe:

"Voor de oorlog voeren ze op een zeilschip, een klipper met twee masten, "Alfa" geheten, die ze later tot een motorschip lieten ombouwen. Mijn eigen eerste kennismaking met hen was in de oorlog, toen ze in Zwartsluis aan de wal woonden, aan de Sportlaan, recht tegenover het huis van Oom Dirk en Tante Wim. In 1951 hebben ze de Alfa "ingeruild" voor een groter schip, een kleine Kempenaar van 350 ton, "Secunda"geheten. Mijn broer Herman heeft direct na de oorlog in de vakanties nog meegevaren op de Alfa en ik vanaf 1951 tot 1958 op de Secunda.

Er werd gevaren van zonsopgang tot zonsondergang. Dat waren in die zomers dus lange dagen. Tante Fie luisterde s'ochtends om half 10 naar de radio voor de waterstanden die ze opschreef in een schriftje. Oom Thijs bestudeerde de gegevens later op de dag. Thijs was ook gelovig en een principieel man: op zondag voer hij niet! Dit ergerde zijn zoon Albert (Ap) die van de nieuwe generatie was. Tegen het weekend zochten we dus een haven op waar ter kerke kon worden gegaan, in Maasbracht of Terneuzen bijvoorbeeld. Als we op de Rijn waren in Duitsland, werd de zondag gepasseerd "op stroom en voor anker".

tante Fie met dochter Dien en onze broer Harm

Wanneer Oom Thijs een vracht had afgeleverd, ging hij de volgende dag te voet naar de dichtstbijzijnde schippersbeurs om een nieuwe vracht te bemachtigen. Dat was met name in Belgie en Duitsland soms een volle dag lopen. Maar in die tijd draaide men zijn hand daar niet voor om. Hij kwam dan na een lange dag afwezigheid terug aan boord. "Nou en?" werd er gevraagd. "Ja, morgen vroeg, daar en daar laden." Het was omstreeks 1954 in de tijd van de Kolen & Staal Gemeenschap en daardoor werden transporten wel eens wat zinloos heen en weer gesleept. We laadden bijvoorbeeld kolen in Amsterdam voor Duisburg. Die werden daar dan gelost. Na het bezoek aan de schippersbeurs kwam Oom Thijs terug met de boodschap: morgen kolen laden voor Antwerpen. "Waar moeten we zijn", vroeg Albert. "O, heel dichtbij, hier om de hoek, dezelfde kade maar nu aan de rechterkant". Dezelfde partij kolen werd dan opnieuw ingeladen en naar Antwerpen vervoerd.

Als het schip stilgelegd werd, gingen we spelletjes doen: mens-erger-je-niet en later scrabble wat toen een nieuw spel was. Aan boord was het vreselijk gezellig, Tante Fie was de goedheid zelve - hoewel ze bang was om te varen - en Oom Thijs de beste en meest integere man die ik ooit in mijn leven ontmoet heb. In de tijd dat ik meevoer waren Albert, Hilda en Gerie nog aan boord. Met Hilda ging ik in binnen- en buitenland de wal op om te inkopen te doen. Met Albert ging ik "stappen", bijvoorbeeld in Amsterdam, Antwerpen of Gent. Ap kende daar de plaatsen waar andere Nederlandse varensjongelui elkaar ontmoetten. Velen van hen kenden elkaar van de toenmalige schippersscholen voor lager en voortgezet onderwijs."

Harm
Onze vader was van 1898, het achtste en het op een na jongste kind. Toen hij 33 was trouwde hij met Ma. Ze kregen zes kinderen: Gretha (1933), Jantina (Jennie, 1937), Harm (1938), Gesiena Geertje (Gea, 1943), Gerhardus Boelo (Gerard, 1945) en Willem (Wim, 1949). Daar komen we nog wel op terug.

Grie
En tenslotte de jongste: Grietje, tante Grie. Ze werd geboren op 27 november 1900. Ze trouwde met Tamme Ottink, oom Theo die op 20 juni 1898 was geboren. Ze kregen drie zonen: Jan, Herman en Wiebe.

Oom Theo was van zijn 24e tot zijn 65e ambtenaar bij het Ministerie van Waterstaat. Eerst in Zwolle, maar in 1948 verhuisde men naar Den Haag terwijl wij in Overschie woonden. Het waren altijd goede vrienden van Pa en Ma, daarom zal ik later nog wel op ze terugkomen. Ik laat nogmaals Wiebe aan het woord:

"Tante Grie, mijn moeder dus, had een zwak voor haar oudste zuster Hil; het was haar lievelingszuster. In in de twintiger en dertiger jaren hebben Grie en Theo wel bij haar in Den Haag gelogeerd. Haar zware ziekbed en vroege dood heeft Grie altijd meegedragen. Ze liep met ons wel langs het huis in Den Haag waar Hil had gewoond en dan kwamen de herinneringen weer boven.

Met oom Thijs en tante Fie hadden mijn ouders intensief contact. Dat kwam omdat zij in de naoorlogse jaren het wal-adres waren, "poste restante", voor de varende familie Appelo. Als ambtenaar had mijn vader al voor de oorlog, en later ook, telefoon wat in die tijd een uitzondering was. Oom Thijs belde geregeld op om zich te melden en door te geven waar ze naartoe op reis waren. De post werd dan tijdig door mijn vader doorgestuurd. Als ze in de buurt waren kwam Oom Thijs langs om zijn zaken te regelen."

Tante Grie en oom Theo zijn later ook weer naar Zwolle verhuisd. Oom Theo heeft geleefd tot 28 december 1991. Toen was hij 93. Hij was meer dan veertig jaar lang ambtenaar en heeft daarna nog 28 jaar van zijn pensioen en de AOW genoten. Net als bij oom Arent leidde dat wel tot vrolijke verwondering over de voordelen van sociale verzekeringen. Tante Grie is minder dan een maand later dan oom Theo, op 25 januari 1992, overleden.

boven: Pa Arent, Theo, zittend: Wiecher, Grie en Hil

Nog een paar opmerkingen. Het was in die tijden een veel voorkomend gebruik dat de oudste zoon naar zijn grootvader werd genoemd. De vader van mijn vader Harm heette ook Harm. Voordat onze broer Harm geboren werd, waren er al drie neven Harm: Harm van oom Dirk, Harm van oom Wiecher en Harm van oom Hendrik. Maar ieder vond het geweldig, aldus Gretha, dat er weer een Harm Boon bij was gekomen.

Een andere gewoonte bij deze Bonen is de neiging, bij Tante Gé en oom Arent, bij tante Grie en oom Theo, en later ook bij Pa en Ma, om zich na de afsluiting van het beroepsleven in Zwolle te vestigen. Het blijkt verder dat verschillende broers en zusters van mijn vader een stuk geloviger en kerkser waren dan mijn ouders; sommige waren bepaald streng. Zuster Gea vertelt dat oom Dirk zich boos maakte toen Pa een keer voorstelde hem vanwege zijn moeilijke been met de auto naar de kerk te brengen. Autorijden op de dag des Heren deed je niet.

En tenslotte valt er wat samen te vatten over de beroepen van de Bonen. Hil zat in de huishoudelijke dienstverlening, trouwde niet en stierf vrij vroeg. Zusters Margje, Geesje en Grie trouwden met een bakker/kruidenier, met een politie-agent en met een ambtenaar. Maar verder was het vooral een varensgeslacht. Pa zijn broers Dirk, Wiecher en Hendrik zaten net als hij in de vaart en zijn zuster Fie trouwde ook met een schipper. Dat zijn er vijf van de negen. Het is dan ook geen wonder dat veel foto's op schepen zijn gemaakt. Veel kinderen van broers en zusters van Pa zaten later ook weer in de vaart; verschillende daarvan hebben zelfs voor Pa gevaren. Pa onderscheidde zich echter van andere varende Bonen waar hij zich ook met de zeevaart bezighield.

Terug naar de eerste pagina