16.  DE SLAG OM DE WILLEMSBRUG

De Willemsbrug verbindt het Noordereiland met het centrum van Rotterdam. Daar werd in de vijf dagen van de oorlog van mei 1940 gevochten. Een korte periode waarin veel gebeurde, met Pa & Ma, met Rotterdam en met Nederland. Ik heb weer geprobeerd de lotgevallen van mijn ouders in hun sfeer en tijd te plaatsen, met extra aandacht voor het Noordereiland, Rotterdam en Zwartsluis. Om het kort te houden baseer ik me, naast herinneringen van familieleden vooral op twee bronnen: 'De meidagen' van D. H. Coevee en deel III van Lou de Jong's geschiedenis van de tweede wereldoorlog. Criteria voor de selectie van deze weergave zijn relevantie, helderheid en smakelijkheid, zeg maar gewoon waarheid. Geruchten en leugens alom, daar niet van.

Pa: "In 1938 is de 'Spes' bij Schagen in Denemarken vergaan. Ook de 'Spes II' ben ik in diezelfde tijd kwijtgeraakt. Tussen Engeland en Duitsland brak de oorlog uit en daarom verkocht ik het schip naar Engeland. Zo had ik me tijdelijk weer uit de zeevaart teruggetrokken. Wél had ik in het begin van 1937 een minder sleepschip, de 'Espérance' gekocht. Dit schip heeft tot lang na de oorlog voor me gevaren".

De tweede wereldoorlog begon op 3 september 1939 met de Duitse overval op Polen. Een van de eerste Nederlandse slachtoffers was het stoomschip "Mark". Met een hoge deklast hout uit Finland naar Rotterdam onderweg, loopt hij op 9 september 1939 op een mijn en zinkt, iedereen gered. Er is later een model van gebouwd.

Model Mark

In Nederland doet men vaak alsof de tweede wereldoorlog in de vroege ochtend van vrijdag 10 mei 1940 begon, toen we vlak voor Pinksteren zelf werden aangevallen. De Duitsers beschouwden de verovering van Nederland kennelijk als een makkie want ze vielen gelijk ook België en Frankrijk aan.

Een Duitse propagandist werd er bij de grens bij Coevorden van tevoren al helemaal lekker van: "Kameraden, eindelijk de vijand Engeland de slag toe te brengen die hij geprovoceerd heeft; te weten dat men met elke schrede in het onbekende en toch zo nauw verwante land de heerlijkheid van het Rijk doet groeien, als de stalen wig van onze gepantserde strijdwagens bliksemsnel in het vlees van de tegenstander stoot. Komt kameraden, te paard, te paard, te velde, naar de vrijheid trekken wij."

Grensoverschrijdingen in Limburg, bombardementen, parachutisten en luchtlandingen bij bruggen en vliegvelden. De Nederlandse verdediging was kansloos, duurde vijf dagen; de Belgen hielden het vier maal zo lang vol. Minister-president de Geer schreef in haast een redevoering voor koningin Wilhelmina waarin ze sprak van een "voorbeeldenloze schending van de goede trouw en aantasting van wat tussen beschaafde volkeren behoorlijk is." Merkwaardige woorden. Jan Blokker merkte later op dat de Duitsers toen al een stuk of vijf landen hadden overvallen en onder de voet gelopen, waaronder Noorwegen op 20 april, Hitlers verjaardag. De koningin had hem toen, drie weken geleden, een verjaardagstelegram gestuurd. Ach, het is achteraf makkelijk zeuren, maar ik doe het toch graag; over dat 'beschaafde' wat toen makkelijker uit de mond kwam dan tegenwoordig en waar dat op sloeg toen we nog koloniën hadden. En waren Polen en Noorwegen dan geen beschaafde landen? Rekende men Duitsland nog wel tot de beschaafde volkeren ondanks de moordpartijen en de concentratiekampen?

Ma: "Het ene schip zat in Engeland, daar hadden we geen centen voor, die andere, de 'Spes', was gestrand, vergaan, die kregen we uitbetaald. Toen zijn we overgegaan op andere schepen, we zijn met de werf van De Haan en Moor in zee gegaan. Daar hebben we gezegd: er moet een ander schip komen. De Haan had twee schepen in aanbouw. Ene, de shelterdeckcoaster, was een mooi schip, het kostte toen 130 of 140.000 gulden. Dat was toentertijd een hele hoop geld."

Een shelterdecker was een moderne kustvaarder. De kustvaarder of coaster is door Groningse zeelui in de twintiger jaren van de twintigste eeuw buitengaats gebracht en gemotoriseerd. Met dit scheepstype ontwikkelde Groningen voor de tweede wereldoorlog de modernste kustvaartvloot van Europa. Het voorbeeld vond veel navolging, ook in het buitenland. Kustvaarders hadden een platte bodem, waren klein en compact, nog steeds in staat om over rivieren en kanalen tot ver in het binnenland te varen. Als er in een haven geen kranen waren, konden ze met laadbomen en een winch ook zelf laden en lossen. Er was een voorschip, een achterschip en de laadruimte ertussen. Op het achterschip waren de bemanningsverblijven, de machinekamer, de kombuis en de stuurhut. Soms was er ook een verblijf op het voorschip. Ma vertelde broer Willem dat Henk Pepping, later nog altijd een goede kennis, in de dertiger jaren op de Spes I "voorop meevoer". De schepen wisselden vaak van naam zoals we bij de Spes II zagen. Uiterlijk maakten de kustvaarders een soortgelijke evolutie door als de schepen van de grote vaart. Er kwamen verschillende typen die het streven verrieden naar een zo groot mogelijke verhouding tussen het laadvermogen en de registertonnenmaat. De benaming "kustvaarder" werd volgens de 'Kleine geschiedenis der Scheepvaart' op den duur misleidend omdat er regelmatig reizen over volle zee, zelfs over oceanen, werden ondernomen. De schepen moesten groter worden om financieel aantrekkelijk te kunnen blijven varen. Na de tachtiger jaren kwamen er schepen van 4.000 en zelfs van 9.000 ton draagvermogen. Geen wonder dat de term 'kustvaart' tenslotte vervangen is door 'kleine handelsvaart'. Ik volg broer Willem's uitleg. Kustvaarders waren kleine, zeewaardige schepen die eerst vooral in de noordelijke Europese wateren voeren. Later werd het een benaming van zeeschepen die een bepaald maximaal draagvermogen hadden, 500 Bruto Register Ton (BRT). Weer later werd het een lengtemaat, eerst 70 meter, later 100 meter. En nog weer later ging het om een maximale tonnage, deadweight genoemd. In volgorde van opkomst en verdwijning waren er drie soorten kustvaarders: de gladdekker, de raised quarterdekker en de shelterdekker. De ontwikkeling van deze scheepstypes volgde de veranderingen in ladingen en bestemmingen. Eerst de noordelijke vaart met veel hout, daarna ook op Engeland, met kolen bijvoorbeeld, en nog later via het Kanaal naar zuidelijker kusten.

De Spes I en de Spes II, beiden gebouwd aan het begin van de dertiger jaren, waren gladdekkers. De gladdekker had maar één ruim Hij werd tot in de vijftiger jaren gebouwd en de raised quarterdecker tot in de zestiger jaren. Die had, van de zijkant gezien, in de verschansing een kuil. Dat komt omdat het ruim aan de voorkant van het schip anders is dan in het achterste deel. Het ruim vóór heeft maar een "verdieping", het ruim achter heeft er twee. Dat maakt het schip geschikter voor verschillende soorten lading en bestemmingen. Na de oorlog kocht Pa een raised quarterdekker, de 'oude' Westropa, daar komen we later op terug. Tenslotte de shelterdekker, of shelterdecker. Die werd vanaf de vijftiger jaren gebouwd en had in het hele ruim een verdieping, een horizontaal tussendek dat kon worden dichtgelegd. Dit had als voordeel dat ladingen van elkaar gescheiden konden worden. Maar er was ook een nadeel; zo kwam het zwaartepunt hoger te liggen. Daardoor werd het schip minder zeewaardig, labieler: hoe hoger het zwaartepunt des te groter de kans op kapseizen, op omvallen. Dit probleem werd minder erg toen de kustvaarders groter werden. Ze gingen dan ook steeds verder van huis en kust. Pa liet er in de zestiger jaren twee bouwen die ook naar de Middellandse Zee, Afrika, India of de Amerika's voeren.

Pa: "Er kwamen nu scheepsbouwers bij me op bezoek om me weer een zeeschip aan te praten. Ik bezocht de werf van De Haan in Heusden en bekeek er een shelterdeckschip in aanbouw. Ondertussen deed ik echter een bod op een Dortmunder motorschip van 966 ton en men ging met mijn bod accoord." Ma: "En de werf had een binnenvaartschip gebouwd. Pa zegt: "Dat is een mooi schip". "Ja", zeggen ze,"maar jij bent toch van de zeevaart, jij moet toch geen binnenschip". We hebben die ook bekeken. s' Avonds gingen we van de werf af. Pa zegt: "Nou, ik zal op allebei een bod doen". Toen heeft ie op allebeidend een bod gedaan. De volgende ochtend belden ze op en zaten we vast aan het binnenschip." Broer Willem meldt een van Pa gehoord detail dat een licht werpt op het spontane karakter van de koop van de Mitropa. "Het schip werd aan Pa door de Rotterdamse Bank aangeboden omdat de opdrachtgever voor de bouw failliet was gegaan." Daarom zat de werf er vast mee in de maag wat de prijs voor Pa gunstig kan hebben beïnvloed. Waar Pa trouwens van de werf van De Haan in Heusden spreekt, Ma het over de werf van De Haan en De Moor heeft, spreekt broer over de werf van De Haan en Oerlemans, het latere Verolme Heusden, onderdeel van het RSV concern.

Pa: "Ik noemde dit schip de Mitropa." De naam Mitropa kwam niet uit de lucht vallen. Het lijkt een samentrekking van midden en Europa, op zijn Duits dan. Heel begrijpelijk want deze binnenvaart, ook wel Rijnvaart genoemd, was en is, vooral vanuit Rotterdam op het Ruhrgebied en de Rijn gericht. In de jaren voor de oorlog heette trouwens ook de trein van Amsterdam naar Duitsland Mitropa. En tot in de zeventiger jaren zat er in Amsterdam, in de Eerste Constantijn Huygensstraat, vlakbij de Overtoom en het Vondelpark een hotel met die naam. In aardrijkskundig en historisch opzicht betekent Mitteleuropa bijvoorbeeld Oostenrijk en Tjechië. De term heeft in het Duits nog steeds een dubbelzinnige klank: 'de dingen zijn niet wat ze lijken', een lichtvoetig cynisme dat de grenzen van de oude Donaumonarchie tot op de dag van vandaag markeert. Maar zover voeren de binnenschepen van Pa niet.

Over de 'Dortmunder' volg ik weer de uitleg van broer Willem. Dit scheepstype ontleende zijn naam en maten aan het Duitse kanaal tussen Dortmund en Emden aan de Dollart tegenover Delfzijl. Het ging om de maten van de sluizen en om de diepgang van het schip. De maximale diepte was 2,50 meter, de maximale breedte 8,20 meter en de maximale lengte 67 meter. Daarmee kwam het draagvermogen, de tonnage, op ongeveer 1.000 ton. Dergelijke aanpassingen van binnenschepen aan sluismaten kwamen vaker voor. Zo was de Kempenaar op de maat voor de Zuid-Nederlandse en noordelijke Belgische kanalen gemaakt en de Spits aangepast aan de Belgische en de Noord-Franse kanalen.

Mitropa

Ma: Net voor de oorlog was het schip afgebouwd. Ik zei: "God, wat zou ik daar graag een reisje mee willen". "Nou", zegtie, "Dan laten we de kapitein een maandje of twee maanden voorop varen en gaan wij zolang achterop". Zo zijn we op de Mitropa gekomen. Zuster Gretha spreekt van 'een vakantiereisje'. Pa: "Het schip kwam in april 1940 klaar, daarna heb ik een kapitein en een stuurman aangenomen. Omdat er zoveel onrust in de wereld was, wilden mijn vrouw en twee dochters wel een paar maanden met het schip mede. Zo gezegd, zo gedaan". Deze inschatting van onrust als reden om het Noordereiland te verlaten pakte wel heel goed uit gezien wat daar een maand of zo later gebeurde. Broer Willem acht het mogelijk dat de verhuizing naar de Mitropa ook met de belasting te maken had: 'je was niet belastingplichtig als je op de vaart zat en meer dan drie maanden weg was'.

Op vrijdag 10 mei werd in de nacht om half vier, of vijf voor vier volgens Lou de Jong, het vliegveld Waalhaven bij Rotterdam gebombardeerd. Tegelijk overschreed het Duitse leger met tanks de oostgrens en sprongen parachutisten naar beneden bij de Moerdijk, bij Dordrecht en bij Den Haag. Luchtlandingstroepen werden afgezet op weilanden en het strand. Voor het eerst werd een aanval van die omvang vanuit de lucht uitgevoerd, de Nederlandse verdediging had met een dergelijke overval geen rekening gehouden. De Duitsers wilden in één slag de bruggen over de grote rivieren bezetten om zo vanuit het zuiden naar de vesting Holland door te breken. Het lukte, grotendeels, Rotterdam nam bij de gevechten een sleutelpositie in.

De Waalhaven was een grote uitbreiding van de Rotterdamse haven. Toen was daar ook een belangrijk vliegveld, bijna de helft van de beste militaire vliegtuigen, jagers van het type G-1, stond er opgesteld. De verdediging was slecht georganiseerd, de bewapening te licht; handgranaten waren niet uitgereikt omdat de commandant vond dat daarmee nog niet genoeg geoefend was; de troepen zaten zeer verspreid en bijna zonder telefonische verbindingen.

Voor het begin van de oorlog en in de eerste oorlogsdagen speelden geruchten over de Vijfde Colonne een grote rol. Na de Spaanse burgeroorlog was dit een populair begrip (in het tegenwoordige Rusland is het ook weer gangbaar als term voor alle oppositie). Het weekblad 'de Groene' van 4 mei was geheel aan de vijfde colonne gewijd. Men bedoelde hiermee alle activiteiten ter ondermijning van de vechtlust: spionnen, landverraderlijke binnenlandse handlangers, sabotage en verklede Duitsers. In deze onzekere tijden speelde de fantasie een grote rol. Door de overdreven angst voor de vijfde colonne had men bij de Waalhaven twee van de drie infanterie-compagniën op wegen buiten het vliegveld opgesteld. Maar dat was aan drie kanten met twee meter hoge schuttingen omringd die men was vergeten weg te halen. Zo kon het grootste deel van de verdedigers bij het vliegveld Waalhaven bij de eerste aanval niet zien wat er gebeurde.

Het eerste bombardement was dus tegen vieren. Luchtdoelmitrailleurs haalden enkele Duitse vliegtuigen neer maar al snel was de munitie op. Door kortsluiting vielen de stroom en de telefoonverbindingen uit. Sommige militairen wilden vluchten, andere waren heel dapper. Al gauw stonden alle gebouwen op het vliegveld in brand.

Plattegrond Waalhaven

Drie van de elf jagers op vliegveld Waalhaven werden beschadigd. De andere acht stegen op. De motoren draaiden al wel, maar de vliegeniers zaten zonder chauffeur om met de auto hun vliegtuigen te bereiken; ze moesten erheen rennen. Ze wisten dertien Duitse vliegtuigen neer te halen. Toen hun munitie op was, en de brandstof bijna, landden drie van onze jagers op het strand van Oostvoorne. Benzine werd aangevoerd. Maar men kon niet opstijgen omdat de aanzetslinger voor de motoren niet was meegenomen.

Om kwart voor vijf volgde een tweede aanvalsgolf. Duitse parachutisten landden op en bij het vliegveld, vanaf half zes daalden ook Duitse transportvliegtuigen met luchtlandingstroepen neer. De luchtafweerbatterij in de Waalhaven gaf zich over. Duitsers vielen nu ook de om het vliegveld gelegen Nederlandse troepen aan. Na hevig verzet werd alle verdediging uitgeschakeld. Van coördinatie aan onze zijde was geen sprake.

Vanuit Rotterdam kon men de vuurgloed boven de Waalhaven zien. De regionale brandweer kon niet in de buurt komen, net zomin als de per taxi aangesnelde journalist en persfotograaf, tuk op nieuws en indrukwekkende foto's. Van de circa 1000 verdedigers waren er 51 gesneuveld of dodelijk verwond en 400 krijgsgevangen gemaakt. Een deel van de Duitsers trok in de richting van de Maasbruggen, de dikke zwarte pijl op het bovenstaand kaartje.. De aanvoer van materieel en manschappen via het vliegveld Waalhaven speelde een grote rol bij de slag om de Willemsbrug bij het Noordereiland in Rotterdam.

Daar landden zonder hinder om vijf uur 12 verouderde, trage watervliegtuigen op de Nieuwe Maas, tussen de Boompjes in het centrum van Rotterdam en de Maaskade op het Noordereiland. Ma zag het vanaf de 'Mitropa' aan de oostkant van Rotterdam bij de Keller motorenfabriek in Kralingenseveer bij Capelle aan de (Hollandse) IJssel. "We lagen daar en die oorlog brak uit, de vliegtuigen kwamen over ons heen, we zagen de parachutes daar op het eiland naar beneden komen. Harm zei: we gaan verder weg." Ooggetuigen op het Noordereiland werden wakker door ontzettend geraas en gedonder en konden eerst niet geloven dat het Duitsers waren: Maar toen schoten er opeens een paar vliegtuigen naar beneden en landden op de Maas, zo ver als we konden zien taxieden er opeens vliegtuigen. En ja hoor, daar stonden al een paar Duitsers op de kade, met het geweer in de aanslag. Anderen dreven nog met rubberen bootjes op het water. Zover als we konden zien taxieden er ineens vliegtuigen op de Maas, van 't Maasstation tot aan den overkant van de Maasbrug. Steeds meer vliegtuigen kwamen naar beneden. Ze kwamen zelfs onder de Maasbrug door. Een vliegtuig dat onder de brug door kwam, botste tegen een ander aan en ze bleven met de vleugels in elkaar zitten". Een in Rotterdam woonachtig Duits meisje keek met haar ouders uit het raam en schreef later "wij kunnen alledrie van vreugde geen woord uitbrengen".

Watervliegtuig gezien vanaf het Noordereiland

Duitse luchtlandingstroepen, 200 man, peddelden in gele rubberbootjes naar de kades. Uitvoerig zijn de herinneringen van Ingenieur Havinga. Ik geef zijn relaas verkort weer. Hij woonde op de tweede étage van het bovenhuis op de Maaskade 151a, tussen de Sleephellingstraat en de Prins Hendrikstraat, vlakbij de hoek van de Prins Hendrikstraat waar ons gezin tot 7 april ingeschreven had gestaan.

Havinga: "Onze voorkamer verschafte ons een voortreffelijk uitzicht op de Boompjes. Leunden wij uit het raam dan konden we iets gewaar worden van hetgeen zich afspeelde nabij de bruggen en van wat er op de rivier benedenstrooms gebeurde. Spoedig na de bezetting van de bruggen werd het op de rivier als uitgestorven. De schippers zochten met hun binnenvaartuigen een goed heenkomen, doch niet nadat sommige van hen de moeite hadden genomen zich meester te maken van enige rubberbootjes die onbeheerd ronddreven. Op de Maaskade was na half zes geen sterveling meer te bekennen. Aan de overkant van de Nieuwe Maas op de Boompjes stonden daarentegen veel mensen, meest jeugdigen, te gluren. Rond half zes kwamen daar de eerste Duitsers, 5 of 6, van de zijde der bruggen aangeslopen. Een half uur later werden ze op vakkundige wijze weggeschoten door Nederlandse militairen. Onder het publiek aan de Boompjes ging een hoera'tje op, en onmiddellijk kwam het opdringen met de bedoeling twee Duitschers, die ontzield waren blijven liggen, te beroven. Vanaf de bruggen klonk telkens mitrailleur-geratel. Eerst omstreeks acht uur vertoonden zich de eerste Duitsers op de Maaskade ter hoogte van mijn huis. Nederlandse mariniers op de boompjes werden nu vanaf de Maaskade onder vuur genomen. Aan de achterzijde der huizen aan de Maaskade bemerkte men weinig van de oorlog. Wel was de lucht in het zuiden vervuld van een voortdurend gegrom van vliegtuigen. In de tuinen speelden kinderen, van verschillende zijden klonk het kloppen van kleden, de kapelaan stond in de tuin van de pastorie een pijpje te roken. Laat in de avond beschoten en bombardeerden de Duitsers vanaf het Noordereiland de Boompjes waar, merkwaardig, de straatverlichting bleef branden. In de ochtend van 11 mei had de brand daar reeds tientallen panden aangetast. De bewoners van de Maaskade werden zich bewust van de hachelijkheid van hun situatie en gingen ertoe over de schuttingen tussen de tuinen van hun huizen te slopen opdat zij daardoor niet belemmerd zouden worden in het vluchten, voor het geval dat ook aan de Maaskade branden zouden uitbreken. Een Duitse officier kwam op het lawaai toelopen en riep luidkeels: "Gute Leute, was machen Sie denn?" Doch niemand nam van hem notitie waarop hij zijn schouders ophaalde en verdween."

Plattegrond Noordereiland

Deze eigentijdse plattegrond houdt links op bij de Meeuwenstraat. Destijds ging de punt van het eiland nog een paar (dwars)straten verder zoals op vroegere plattegronden te zien is. De Prins Hendriklaan loopt parallel aan de Maaskade en de Prins Hendrikkade en moet niet verward worden met de Prins Hendrikstraat die een haakse verbinding tussen de twee kades vormt.

Het is geen toeval dat er op het Noordereiland zoveel straten naar Prins Hendrik von Mecklenburg werden vernoemd. Hij trouwde in 1900 met Koningin Wilhelmina, zijn achternicht. De Rotterdamse haven was toen weer aan het uitbreiden; het Noordereiland werd bebouwd. Prins Hendrik hield van het water, de padvinderij, de jacht en de vrouwen. Met dat laatste werd hij gechanteerd. Het was een beetje een grappenmaker, niet ongelijk aan zijn schoonzoon Bernard. Pas met Claus is deze traditie van privilege en ermee wegkomen doorbroken. Toen zijn dochter Juliana een erepromotie ontving zei de historicus Huizinga tegen Prins Hendrik: "Uw dochter is erg intelligent en kan goed overweg met haar vrouwelijke jaargenoten". De Prins antwoordde: "das van die Intelligenz heeft ze van haar moeder, maar dat van die maisjes heeft ze van mai."

Het Noordereiland lag in de vuurlinie met als resultaat onder meer de verwoesting van de hoofden van het eiland door eigen vuur, 'friendly fire'. Havinga: Omstreeks 10 uur voormiddags barstte voor ons de hel op aarde los. Een klein stuk veldgeschut, aan de overkant opgesteld achter een barricade in de Pottebakkersteeg spoog in letterlijke zin vuur. Een groots schouwspel, maar verblijf op onze bovenétage werd levensgevaarlijk. Over glasscherven en stukken plafond die naar beneden gekomen waren bereikten we de deur van het naastbijzijnde benedenhuis. Die miste het onderste paneel hetgeen ons de gelegenheid schonk naar de kelder te kruipen. Omstreeks 4 uur des namiddags had het hele huizenblok vlam gevat. Door de tuinen kwamen wij in de Prins Hendriklaan waar we ons in het schoolgebouw op no. 10 met andere vluchtelingen verenigden.

Luchtlanding Nieuwe Maas

De Koninginnebrug aan de zuidkant van het eiland en de Willemsbrug aan de noordkant werden nauwelijks verdedigd. De luchtlandingstroepen werden versterkt door parachutisten die bij stadion Feyenoord waren neergekomen. Eén groep werd door een Duitse schooljongen de snelste weg gewezen, zijn vader deelde sinasappelen en sigaretten uit. Ze moesten zich hollend uit de voeten maken voor Rotterdammers die 'verraders' riepen en ze achtervolgden. De Maasovergangen in Rotterdam waren vroeg in de ochtend van 10 mei veroverd. Tijdens de gevechten rond het Noordereiland en de Willemsbrug werden de luchtlandingstroepen aangevuld door 250 man die van de Waalhaven kwamen. Ondanks gevechten op de Boompjes gingen landingen op de Nieuwe Maas door. Op den duur waren er 1000 Duitsers. De volgende dagen werden via het vliegveld versterkingen aangevoerd.

In Rotterdam waren 7000 militairen gelegerd, maar slechts 1000 waren voor het gevecht opgeleid; ze waren zwak bewapend met mitrailleurs. Het grootste deel werd defensief ingezet op grond van de geruchten over de vijfde colonne. Een paar marinevaartuigen werden op de Maasbruggen afgestuurd maar ze konden, belaagd door duikbommenwerpers, tegen de zware Duitse mitrailleurs weinig uitrichten. Er werd vooral bij de Willemsbrug gevochten. We heroverden het Maashotel, maar het werd daarna van het Noordereiland door mortiervuur in brand geschoten. De brand breidde zich langs de Boompjes van pand tot pand uit. De Duitsers stonden in Rotterdam-Zuid, op het Noordereiland en op de Willemsbrug naar Rotterdam-Noord. Maar aan de noordkant van de bruggen wisten ze slechts met moeite een stukje van de stad te houden in de volgende vier dagen. Behalve wat betreft de luchtmacht waren de Duitsers ook zeer bij de tijd met propaganda. Ze beweerden dat ze Nederland kwamen redden van een Engels en Frans bezettingsleger. Volgens een groot opgemaakt zogenaamd interview met de kapitein van het Nederlandse stoomschip "Zaanland" te Rio de Janeiro waren er al 10.000 Engelse soldaten in Nederland. Uit een Duitse propagandastrip dit plaatje met het onderschrift: "De verovering van de Maasbruggen".

Willemsbrug

Behalve in Limburg trokken nu ook elders in het oosten en noorden Duitse troepen over de grens. In Zuid-Limburg werden anti-duitse geschriften verbrand. Ze ontmoetten weinig tegenstand, een tankdivisie trok bijna ongehinderd door Noord-Brabant. Ze gebruikten soms listen en lagen, zoals vermommingen, misbruik van Nederlandse uniformen en het zich dekken achter krijgsgevangenen. Er kwamen in Vlissingen op 10 mei nog wel wat Engelse en Franse militairen maar het werd duidelijk dat er niet veel steun van de Engelsen en Fransen te verwachten viel; we vroegen hulp maar er kwam niet veel van. De Engelse luchtmacht bombardeerde het vliegveld Waalhaven, te laat en zonder veel effect. De Belgen boden tegen de overval op hun land meer verzet dan Nederland. Op hun terugtocht uit Zeeuws-Vlaanderen plunderden ze in Sas van Gent. Het milde lenteweer, met weinig wind en veel zon, hielp de overval op 10 mei wel: het contrast tussen het heerlijke weer en de groffe aantasting verwarde zeer.

Ondertussen liep er een grote evacuatie. 400.000 Mensen werden verplaatst uit gebieden die onder water gezet zouden worden of waar men zware gevechten verwachtte. Het was wel voorbereid maar werd toch vaak een zootje. In haast werden Duits-Joodse vluchtelingen uit het kamp Westerbork geëvacueerd; ze liepen de volgende dag vast in Leeuwarden. Bij Schoonhoven aan de Lek lagen 20.000 mensen in schepen dagenlang zonder voldoende eten en drinken. In Rhenen vonden de bewoners later al hun huizen geplunderd, door Duitse militairen maar ook door landgenoten. Een getuige: "Goudwinkels werden door Nederlandse soldaten totaal leeggehaald, men zag ze op 10 en 11 mei rondlopen met zes polshorloges aan de armen en de zakken vol gouden ringen."

Angst en verwarring teisterden het land. In kachels en grachten verdwenen allerlei geschriften waarvan men dacht dat ze een wraakzuchtige overwinnaar onwelgevallig zouden zijn; sommige mensen spoelden zelfs al hun sterke drank door de gootsteen. Er waren veel zelfmoorden, daaronder 150 Joden en Menno ter Braak, de leidende essayist. In de sfeer van paniek verspreidden zich de wildste geruchten zoals het verhaal dat Duitsers met gratis chocola of sigaretten de Hollanders probeerden te vergiftigen. Er was vaak wel een kern van waarheid, zo hadden de Duitsers soms vermommingen gebruikt maar veel vaker dacht men dat en vertelde het door. Vaak zat het vijandige perspectief de werkelijkheid in de weg. Zo was op een gewonde parachutist een zakboekje gevonden met daarin het adres van de Hagenaar Krispijn. Die werd gelijk opgepakt. Hij verklaarde dat de vorige dag parachutisten zijn huis waren binnengedrongen, zijn gezin hadden opgesloten en later eten hadden verlangd. Een van hen had een foto van zijn kind gemaakt en beloofd een afdrukje op te sturen. Daarom had hij het adres in zijn zakboekje genoteerd.

Volgens plan werden vanwege de staatsveiligheid mensen opgepakt. Vooral NSB-ers en hier wonende Duitsers, maar ook Duitse Joden, communisten en andere linkse mensen. In de paniek werden het er heel veel. Alleen al in het ressort Amsterdam werden er in vier dagen 10.000 mensen opgepakt en opgesloten. Volgens een NSB-brochure van kort na de capitulatie door "Joden in uniform, met afgezakte schouders en Palestijnse gezichten." De behandeling van deze tienduizenden was in de paniek vaak ruw en beneden alle peil. Er vielen meer dan tien doden door onbeheerst wapengebruik en executies zonder vorm van proces. Een getuige in een plaatsje aan de Lek meldde: "de arrestaties stonden niet stil. Vele burgers werden opgepakt en in een auto gezet waarachter twee bewakers, geweer in aanslag. De oorlog komt een ogenblik op de achtergrond door deze burgerkrijg ... Men waant zich in een andere wereld, dit is geen normale menselijke samenleving meer. De zenuwen zitten allen in de keel. Ieder begrip voor werkelijkheidszin is verloren. Tranen vloeien, vuisten worden gebald, in rauwe kreten worden verwensingen geuit...Het was mensonwaardig. Wij hebben ook doden gehad...geen geneesmiddelen, voor suikerpatiënten geen insuline, op de meeste plaatsen geen sanitair.

De regering probeerde het doorgeven van geruchten te verbieden maar dat hielp niet en ze deed er zelf ook aan mee. De luchtwachtdienst rapporteerde in vijf oorlogsdagen 16.000 keer Duitse vliegtuigen; de meeste van deze meldingen waren onjuist. Zulke 'waarnemingen' werden via de radio doorgegeven en versterkten de ontsteltenis. Men vermoedde overal de vijfde colonne. De paniek leidde tot redeloze gedragingen, zinloze acties en loos geweld waardoor de zenuwachtigheid verder toenam. De minister van defensie kon door achterdochtige controles bij de vele checkpoints slechts met moeite zijn departement bereiken. In Rotterdam werden honderden huizen vruchteloos doorzocht en de troepen dachten dat zij op allerlei punten door burgers beschoten werden. Schietpartijen van Nederlandse militairen op Nederlandse militairen kwamen veelvuldig voor en daarbij vielen doden en gewonden.

De Duitse tanks wonnen de elfde in Brabant flink terrein. Meldingen van de Nederlandse regering aan het eind van de dag waren veel te optimistisch, gedeeltelijk onjuist. De waarheid is de eerste die sneuvelt in een oorlog luidt een bekend gezegde. De Nieuwe Rotterdamse Courant van 11 mei meldde dat "de aanval van de vijand als mislukt beschouwd kan worden." De slag om de Willemsbrug ging voort. Enkele overgebleven Nederlandse bommenwerpers voerden aanvallen uit. De van grote hoogte geworpen bommen misten de brug en verwoestten een groot deel van de westpunt van het Noordereiland, bijna alle gebouwen gingen in vlammen op. In allerlei panden noordelijk van de brug werd opnieuw gevochten, het Witte Huis werd door de Nederlanders ontruimd, de branden aan de Boompjes breidden zich uit. De "Statendam", het 30.000 ton metende passagiersschip van de Holland Amerika Lijn, stond s' avonds ook in lichterlaaie.

Op het Noordereiland waagden zich nog weinigen buitenshuis. Duizenden mensen werden in schoolgebouwen en andere openbare ruimten bijeengebracht. Er was geen gas of water. Een reeds lang geleden uit Duitsland gevluchte Jood, een vrijgezel met een maagzweer, waagde herhaaldelijk zijn leven door water te gaan scheppen aan de Prins Hendrikkade. Havinga: "In angstige spanning zagen de vluchtelingen in de nacht van 11 op 12 mei toe hoe de brand aan de Maaskade zich uitbreidde en het gehele blok panden begrepen tusschen de Maaskade, de Sleephellingstraat, de Prins Hendriklaan en de Prins Hendrikstraat verteerde. De panden ten zuidwesten van de Prins Hendrikstraat waren reeds in de loop van de 11den mei een prooi der vlammen geworden. De branden vielen niet te stuiten, het schoolgebouw leek ook bedreigd. Onder leiding van een Feldwebel begaven we ons groepsgewijs naar de Prins Hendrikkade waar ons verschillende huizen als verblijfplaats werden aangeboden. Werd niet onmiddellijk opengedaan dan sloeg de Feldwebel met de kolf van zijn geweer de voordeur in. Mijn zuster en ik bleven met een jong echtpaar als laatsten over. We kwamen in een klein benedenhuis, een suite van drie vertrekken, schaars verlicht door een kaars. Aan de tafel in de achterkamer zaten enige Duitsers een advokaatje te lepelen. Zij deden het burgerlijk-netjes en hadden de glazen op bakjes gezet.

Men keerde de volgende dag terug naar de school, zag de uitgebrande huizen van het blok waar men gewoond had en de ruïnes der gebouwen aan de Boompjes. Met 300 mensen verbleef men drie dagen in de school. De omstandigheden waren hachelijk; er waren zieken en gewonden, een medicus was niet te bereiken; er waren ouderen, verdreven uit een rusthuis aan de Maaskade, er waren jonge moeders met zuigelingen. Verscheidene der vluchtelingen vertoonden tekenen van verstandsverbijstering, sommigen werden volslagen krankzinnig en niet dan met grote moeite in toom te houden. Toch ontstond een geordende gemeenschap. Keeman nam de leiding. Ofschoon zelf zwaar getroffen was hij een toonbeeld van opgewektheid en slaagde erin het moreel op peil te houden. Velen kregen een taak, dat hielp, want (anderen) die niets omhanden hadden vertoonden een sterke neiging met doffen blik voor zich uit te staren of zij vermoeiden hun lotgenoten met eindeloos praten. Lehman, een kok van de grote vaart, slaagde erin die dagen voor elk der aanwezigen een kleine portie stamppot te bereiden en voor warme dranken, meest thee, te zorgen. Merkwaardig is dat het dagelijksch leven aan de huizen aan de Prins Hendrikkade en de Sleephellingenstraat - voorzover niet uitgebrand - weer begon te herstellen. Op een achterbalcon hing zelfs een was te drogen." Pogingen om de 13.000 inwoners van het Noordereiland te evacueren stuitten op onwil van de Duitsers. Maar ernstig zieken, gewonden en ouden van dagen mochten wel naar Rotterdam-Zuid vertrekken.

Pinksterzondag was een dag van chaos, paniek en terugtocht. De Duitsers beheersten het luchtruim, rukten op in Brabant, Gelderland en Friesland. Bij de Grebbelinie in de Utrechtse heuvelrug was taai verzet maar werd de situatie kritiek. Luchtlandingstroepen bij Den Haag en Overschie wisten we niet te overmeesteren. De bruggen bij de Moerdijk, Dordrecht en Rotterdam bleven in Duitse handen. De tankdivisie bereikte de Moerdijk. Onze troepen werden steeds vermoeider en hun munitie raakte op. In Rotterdam had men in paniek de telefoonverbindingen van de verdediging vernield. Er werden versterkingen aangevoerd, de telefoonverbindingen werden hersteld maar de Duitsers hadden een halve dag gehad om zich bij de Willemsbrug in te graven. Tegen het eind van de ochtend werd Rotterdam door de Duitsers voor het eerst gebombardeerd. Het Maasstation, het station Delftse Poort, een kazerne, een ooglijdersgesticht en een reeks panden tussen het Oostplein en het Beursstation brandden af. Angst en verwarring namen toe. In Den Haag ging de paniek zover dat de hoge ambtenaar Hirschfeld, die Egyptische sigaretten met eigen monogram uitgedeeld had aan manschappen die zijn departement bewaakten, een paar uur later die sigaretten terugkreeg met het gerucht dat ze vergiftigd waren.

Amersfoort bood op de derde oorlogsdag, Pinkstermaandag 13 mei, een merkwaardige aanblik. Alle inwoners waren geëvacueerd. Maar voor dieren had men de hokken, kooien en volières geopend. Door de spookachtig lege stad zwierven veel katten rond; in tuinen en plantsoenen waren papagaaien, kanaries, in de straten kippen, ganzen, konijnen en marmotten. Met de verdediging van het land werd het niet beter. Bij de Friese kant van de Afsluitdijk wisten we een aanval af te slaan. Maar de Grebbelinie viel, in de Betuwe trokken we ons terug, om Dordrecht werd gevochten. Duitse tanks waren in opmars naar Rotterdam, begeleid door luchtaanvallen. Een aanval op Duitse troepen bij Overschie mislukte net als de weer slecht gecoördineerde tegenaanval op de Willemsbrug. De Duitse minister van Luchtvaart Goering maakte zich boos omdat het niet genoeg opschoot. Een eis tot overgave van Rotterdam werd afgewezen. De Koningin vertrok naar Engeland,. Bij het overstappen in een Engelse haven op doortocht naar Londen op de "Jan van Brakel' gedroeg Koningin Wilhelmina zich volgens matroos eerste klas Kolkman zo onaangepast, grauwend en snauwend, "het leek wel een bootwerker", dat ze haar zonder escorte weer van boord hadden laten gaan.

De regering was in chaos, men begon aan overgave te denken. Het bericht dat de Koningin vertrokken was verbreidde zich op de 14e, de vierde oorlogsdag, snel en maakte een verpletterende indruk, zeer velen voelden zich in de steek gelaten. In de Telegraaf had twee dagen voor de overval nog een grotendeels gefantaseerd verhaal gestaan met de strekking dat de koningin dat nooit zou doen. In Groningen werden zelfs portretten van de koningin op straat gegooid.

Om vijf over half elf werd geëist dat Rotterdam zich binnen twee uur zou overgeven, op straffe van 'volledige vernieling'. Mondeling werd aan de verdedigers van Rotterdam verteld dat als ze zich niet overgaven ook Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Haarlem hetzelfde lot als Rotterdam zouden ondergaan. Dat was het plan van Hitler en Goering, ze wilden de capitulatie van heel Nederland. De Rotterdamse verdediging reageerde formalistisch op het ultimatum; men ging er niet op in, vond onder meer dat het niet correct was ondertekend. Hun antwoord bereikte de Duitsers een kwartier voordat hun ultimatum afliep, een uur voordat het bombardement losbarstte.

Een Duitse officier wees aan het eind van de ochtend op het stadspanorama en zei: "Vanmiddag staat hier niets meer van." Nu mochten van het Noordereiland ook vrouwen en mannen onder de 16 en boven de 60 over de Koninginnebrug naar Rotterdam-Zuid vertrekken. "Vele vrouwen", aldus een ooggetuige, "willen hun mannen niet alleen laten ... Daar komen jongelui van ongeveer twintig jaar met een korte broek aanlopen ... en flinke mannen van ongeveer vijftig jaar trachten zich veel ouder voor te doen door met gebogen ruggen, feestsnorren en baarden de Duitse soldaten te verschalken."

Rond half twee zag men uit het zuiden en oosten twee colonnes vliegtuigen naderen. 84 Heinkels, bommenwerpers. Men kon het van het Noordereiland af duidelijk zien, "er wordt niet meer gesproken" schreef een bewoner, "de Maas en de Koningshaven schitteren in het zonlicht ... iedereen vlucht nu naar de kelders of gaat plat op straat liggen, ook de enkele Duitse soldaat, die niet tijdig in een huis kan komen."

Heinkels

Er was geen luchtafweer meer. Een studente wonend aan de Schiekade: "Het is nu menens. Steeds weer komen de vliegtuigen opzetten. De bommen fluiten. We horen ze overal inslaan. Direct achter het huis, in de Raampoortstraat vallen brandbommen. We horen de vlammen knetteren, de ruiten vallen stuk, het licht gaat uit. Eindeloos vliegende vliegtuigen en het gillen en ontploffen van bommen aan alle kanten rondom ons."

Dit soort bombardementen waren eerder door Duitsers in Guernica en Warschau uitgevoerd. Het luchtwapen verdrong de klassieke kleinschalige oorlogsvoering. Men wilde hiermee de wilskracht van de tegenstander breken. Warschau hinderde in september 1939 de snelle opmars van de Duitsers in Polen. De stad was omsingeld maar wou zich niet overgeven. 1200 Vliegtuigen veroorzaakten op 25 september een ramp, zelfs vluchtelingen in de straten werden niet ontzien. Bij een bezoek aan Polen merkte Hitler tegen buitenlandse journalisten op dat ze hun ogen goed de kost moesten geven, dit zou hij elke grote Europese stad kunnen aandoen, munitie genoeg.

De Heinkels hadden opdracht hun bommen te laten vallen in een strook tussen Kralingen en Station Hofplein aan de noordkant van de Coolsingel. Een stadsdeel met dichtbevolkte buurten. Maar er vielen ook bommen buiten die strook. Het zware gebrom van de vliegtuigmotoren was bijna overal recht boven de huizen te horen. Waar men niet getroffen werd hoorde men elders de bommen inslaan; de schokken zetten zich in de slappe veenbodem voort, tot aan de overkant van de rivier golfden de muren. In de kelders heerste angst en paniek; gillen, huilen, bidden, kermen. Het bombardement duurde misschien niet langer dan tien minuten maar voor sommigen leek het "een uur, een dag, een week, een jaar, een eeuwigheid". Zware bommen troffen grote gebouwen zoals de Bijenkorf aan de Coolsingel, het Gemeenteziekenhuis, het hoofdbureau van politie, "de Doelen", de alarmcentrale van de brandweer en de strafgevangenis aan de Noordsingel. Electriciteit, gas, water en telefoon vielen uit. Brandende stukjes hout en vonken dwarrelden rond, gordijnen aanstekend. De branden konden vrij uitbreiden, aangewakkerd door de straffe westenwind. Snel stond het centrum in lichtelaaie, men zag "mensen als levende fakkels rennen. Tienduizenden mensen vluchtten uit hun huizen en kelders, overal lopen wanhopige mensen die vluchten voor het vuur en de bommen, overal liggen hopen puin die de weg versperren of maakt de brand de doorgang onmogelijk...Wat wij op de Meent en de Coolsingel te zien kregen was van een apocalyptische schrikwekkendheid. Overal ineenstortende of half vernietigde huizen, heel of half in brand, terwijl de straten uitgestorven waren, behalve dat hier of daar een zwaargewonde lag... Bij de Stationssingel zien we tot onze schrik de eerste Duitse troepen door de Tunnel Rotterdam binnentrekken! Vreselijke kerels, op tractors en tanks behangen met gekleurde lappen goed en boomtakken, als overwinnaars. Het is niet verwonderen dat Nederlandse militairen die in de straten staan giftig worden en zonder nadenken schieten om hun gemoed te luchten. Ter hoogte van de Nenijtohal breekt het vuur los en plaatst zich razendsnel voort langs de hele colonne. Het is plotseling een heftig gevecht en we laten ons plat op de grond vallen om niet getroffen te worden door de rondvliegende kogels nu we aan de bommen ontsnapt zijn". Elders in de stad, op drukke straten in Rotterdam-West, zwaaiden mensen bij de intocht met zakdoeken en juichten. Duitsers stroomden nu ongehinderd over de Maasbruggen. Een Duitse officier stond op het Beursplein, met een plattegrond in de hand; hij wees in de richting van de Noordblaak, "zag branden overal in het rond tot ver over het water van de Blaak en Leuvehaven, overal zwarte rookwolken en van overal klonk de muziek der vlammen, de loeiende, brullende muziek van het vuur als de finale van de symfonie der bommenwerpers. Een tevreden glimlach van voldaanheid trok over het ronde, vette gezicht."

Het aantal doden werd door de Duitsers op 300 geschat, anderen spraken van duizenden; dertigduizend werd zelfs snel verteld en algemeen geloofd. Onderzoek van na de oorlog hield het op minder dan 900 doden. .Er gingen 11.000 panden verloren; 25.000 woningen wat tot 100.000 dakloze vluchtelingen leidde. In een wilde vlucht namen ze de wijk waar ze zich veiliger waanden, naar parken, langs singels, in het Kralingse bos. Er waren ook toen al ramptoeristen die op een dak klommen om naar het smeulende stadscentrum te kijken. Andere panden gingen ook verloren: 62 scholen, 10 ziekenhuizen, 21 gemeentelijke gebouwen en 4 van het Rijk, 19 consulaten, 4 stations, 1319 werkplaatsen, 31 fabrieken, 287 assurantiekantoren, 1150 andere kantoren, 675 pakhuizen en vemen, 31 grote magazijnen, 232 winkels, 13 bankgebouwen, 4 dagbladbedrijven, 12 bioscopen, 2 schouwburgen, 527 café 's en logementen, 26 hotels en 22 feestgebouwen.

Na het bombardement werd er geplunderd. Een ooggetuige vertelt hoe "plunderend grauw in lange rijen de stad introk, op zoek naar buit". Later was er het 'jeneverbacchanaal'. Onder de tienduizenden werklozen die men bij het opruimen van het puin inschakelde waren er op 25 mei die zich na een gerucht over een put met jenever naar de Kipstraat spoedden. "Er waren reeds verschillende puinruimers met keteltjes en flesschen aan touwtjes bezig geweest jenever uit de opengelegde grondvaten op te halen. Dit voorbeeld werd gevolgd en vijf werklozen togen aan het werk." Korporaals van de Militaire Politie betrapten ze en brachten ze op. "Bij hun proces wisten ze zich amper te verdedigen. De ene had spijt, de ander had er geen erg in gehad, een derde beweerde dat hij niet eens trek in drank had gehad omdat hij het nooit dronk". De openbare aanklager sprak van "mannen die zich als hyena's en jakhalzen op een slagveld hadden gedragen". Alle vijf kregen vier maanden cel.

Terug naar de familie. Pa: "Voor wij varen gingen lagen we bij de motorenfabriek van Keller toen het oorlogsgeweld losbarstte en Rotterdam in brand stond." Ma: "We lagen bij Keller motorenfabriek want we hadden (kregen) der een andere motor in". Pa vertelde broer Willem: "Het schip was vrijwel gereed. Op het moment dat Pa het overnam kreeg hij van de Deutz motorenfabriek in Keulen het verzoek om de motor om te ruilen. De reeds ingebouwde motor was "onder keur" gebouwd, wat inhield dat de motor ook voor een zeeschip geschikt was. Deutz had nu die "keurmotor" nodig voor een ander schip en had tegelijk een identieke motor zonder keur op de proefstand staan. Pa werd aangeboden de motor om te ruilen, dat wil zeggen de uit- en inbouw ervan bij Keller's motorenfabriek in Kralingseveer. De uit- en inbouw werden door Deutz betaald en Pa kreeg voor het ongemak 5.000 gulden vergoed". De Keller motorenfabriek lag aan de Schaardijk, de verbindingsdijk aan de noordkant van de Hollandse IJssel tussen Rotterdam en Capelle, ongeveer 250 meter westelijk van de huidige Van Brienenoordbrug. Broer Willem werkte van 1970 tot 1972 bij de buren, bij de Rademakers Tandwielfabriek, als machineplanner en assistent bedrijfsleider en kwam vanwege de vele technische contacten ook vaak bij Keller. Beide bedrijven zijn inmiddels opgeheven en verdwenen. Op hun plaats staat nu het hoofdkantoor van Van Oord, de offshore- en baggerindustrie die palmeilanden in Dubai heeft aangelegd.

Ma: "Het bombardement is gekomen, we hebben die bommen zien vallen, allemaal, we zagen ze gewoon onder het vliegtuig hangen. Die bennen allemaal in Kralingen weggegooid. Het schip kon varen, we zijn naar Capelle gegaan, buiten die stad. Willem: "Ma vertelde me dat ze met de nieuwe motor net aan het proefdraaien waren toen het bombardement op 14 mei losbarstte. Vanwege de brand en de rook in Rotterdam zijn ze die middag al proefdraaiend naar Nieuwerkerk gevaren". Pa: "We vluchtten naar Ouderkerk aan den IJssel". (Cappelle, Ouderkerk en Nieuwerkerk, er is weer enig verschil in de herinneringen. Ze liggen alledrie aan de Hollandse IJssel ten oosten van Rotterdam, Nieuwerkerk het verste weg, dicht bij Gouda).

Ma: "Een uur of wat later kwam er een stroom volk aan. Allemaal mensen die hun huis en alles kwijt waren". Pa: "Omdat er zoveel vluchtelingen uit Rotterdam kwamen ben ik naar de burgermeester van Ouderkerk gegaan en heb ik het schip als huisvesting aangeboden". (Volgens broer Willem kan het niet Ouderkerk geweest zijn waar Pa naar de burgermeester ging met zijn aanbod vluchtelingen op te vangen. Ouderkerk ligt aan de andere oever, de oostkant van de IJssel; vluchtelingen konden daar niet komen omdat er geen brug was). Pa: "Dat werd door hem geaccepteerd en zo raakte het schip vol met mensen. Op deze manier hebben we enkele dagen doorgebracht". Ma: "Nou, en daar hebben we toen gezegd, Harm is naar de gemeente gegaan en zei: "Ik heb een splinternieuw schip, er is nog niet mee gevaren en daar kennen een hele hoop mensen in." Ze hebben stro gebracht en wij hebben s' nachts één ruim voor vrouwen en een voor mannen gehad. De kinderwagentjes waren in het middenpad en aan beide kanten waren bergen stro. Het was in de zomer, het was in de meimaand. Dat kon daar allemaal liggen. s' Morgens hoefden we er niets voor te doen, ze gingen naar de kerk en daar waren flesjes voor de baby's en daar werd van alles voor gezorgd. Toen werden ze verder doorgetransporteerd. Dus dat is ons eerste spul geweest, vluchtelingen in het schip."

Ten tijde van het bombardement en de brand bestond Rotterdam officieel zes eeuwen. Na de opening van de Nieuwe Waterweg in 1872 ging de ontwikkeling van de haven snel. Er waren goede verbindingen met de snel uitbreidende Duitse markt. Steeds grotere havens werden gegraven, eerst op de noordelijke oever van de Maas, later op de zuidelijke. Nieuwe kades en industrieën, kraaninstallaties, pakhuizen, silo's, vertrekhallen, kantoren van scheepvaart- en handelsbedrijven, het ging maar door. Tienduizenden arbeiders uit België, uit Noord-Brabant en de Zuid-Hollandse en de Zeeuwse eilanden trokken naar de stad. De snelle groei van Rotterdam was volgens Lou de Jong ook "de verdienste (in dubbele zin!) van Rotterdamse ondernemers, minder aan traditie gebonden, rijker aan fantasie, energieker van aanpak dan hun Amsterdamse collega'; het was of die Rotterdammers met hun plannen steeds tien of twintig jaar vóór lagen op de economische ontwikkeling."

Een filmpje van Andor von Barsy uit 1930, op Youtube, laat Rotterdam zien zoals het er toen uitzag. Een tram op de Maasbrug, karren door paarden getrokken, een kerktoren, een molen. Allerlei boten varen door de stad. Goederen worden op de kade gezet, mannen in hemdsmouwen laden bananen uit, kranen halen hout uit de schepen. In 1940 valt daar in één keer een groot gat in, van de Westersingel naar de Oostersingel, naar de Goudsesingel, naar het zuiden tot aan de rivier, een enorme vlakte met een paar resten waarvan later nog het meeste wordt gesloopt, vaak tegen de zin van de bewoners in.

Gebombardeerd Centrum

Stadsbestuurders en planners waren in de dertiger jaren al ontevreden over de inrichting van de stad. De stedenbouwers waren in de ban van de moderne cityvorming. Rotterdam was volgens hen een gebrekkig functionerende stad die niet paste bij de groeiende haven, lelijk ook. Er kon maar het beste op grote schaal worden gemoderniseerd; zo moest Rotterdam de meest dynamische city van Nederland worden. Dat het bombardement voor de stadsplanners een soort van redding was mag volgens broer Willem in Rotterdam niet hardop gezegd worden, deze vooroorlogse opvattingen liggen nog steeds gevoelig.

Tijdens en nog lang na de oorlog hielden Duitsers vol dat het bombardement van Rotterdam hun schuld niet was en dus geen oorlogsmisdaad. Het lag aan de verdedigers, het lag zelfs aan de Engelsen, zo pakten ze snel op een affiche uit. Een van de eerste uitingen van het verzet tegen de bezetters, illegaliteit genoemd, kwam als reactie op deze Duitse propaganda over de bombardementen. Het was een gedicht, het eerste couplet luidt:

Er kwamen vliegers aangevlogen
Haast als lammetjes zo zacht
Die hebben vol van mededogen
'n bezoek aan Rotterdam gebracht..

Het klopt wel dat de verdediging van Rotterdam de ernst van de situatie niet goed wist in te schatten en probeerde te vertragen. Maar voor massamoorden blijven toch vooral de moordenaars, de opdrachtgevers en hun uitvoerders verantwoordelijk. Ik herhaal de conclusie van de studie "Het bombardement van Rotterdam, 14 mei 1940, incident of berekening", van P.W.M. Hasselton, in 1999 door de Bataafse Leeuw (!) uitgegeven: "Het luchtbombardement diende geen militair tactisch doel maar was een daad van terreur bedoeld om de zenuwen van de burgerbevolking en de Nederlands defensie te breken. Het was geen incident dat was te wijten aan een ongelukkige samenloop van omstandigheden maar paste naadloos in de nazi-ideologie en het daaruit voortvloeiende scenario van oorlogvoeren waarmee reeds Guernica en Warschau waren geconfronteerd". De kronkelige logica van de Duitsers om duizenden mensen om te brengen en dan uit te leggen dat het hun eigen schuld was, blaming the victim, is van alle tijden bij veroveraars. Putin en Netanyahu laten in 2014 zien dat dit soort smoezen nog in zwang blijven zo lang lekkere leugens en mooie plaatjes de best betalende producten blijven.

15 mei 1940, in Amsterdam-Zuid worden boeken verbrand

Kort na het bombardement gaf Nederland zich over, generaal Winkelman moest zich de vijftiende mei op de Maasbruggen melden om de capitulatie te ondertekenen. Er waren 2000 soldaten omgekomen bij de verdediging. Op 16 mei ging iedereen weer gewoon naar school, fabriek of kantoor.

Pa: "Toen de branden wat geblust waren ben ik naar de (schippers)beurs in Rotterdam gegaan. Ik kon een lading katoen naar Enschede krijgen. We sleepten nog een soortgelijk schip achter ons mee. In Zwartsluis woonden nog steeds mijn ouders." Pa vergist zich een beetje want zijn vader was kort daarvoor gestorven. "Toen we daar langs kwamen heb ik met Enschede getelefoneerd en gevraagd of we niet in Zwartsluis konden blijven. Dat werd toegestaan."

Door de aanleg van de Afsluitdijk lag Zwartsluis niet meer aan zee. Toch was het nog een plaats van belang. De burgermeester pakte in 1939 in een 'propaganda-uitgave' voor de Overijsselse gemeenten en bedrijven flink uit. Jaarlijks passeerden de havenstad 30.000 schepen, het was, "de poort naar het noorden". De scheepsbouw was de belangrijkste industrie; er waren drie flinke scheepswerven. "Het geratel van electrische luchtdrukinstallatie weerklinkt hier dag aan dag". Er waren fabrieken voor gebrande suiker, voor mattenkloppers, voor cocos en voor aanvaartzakken. Het begin van de oorlog trof ook Zwartsluis. Het knooppunt van de vaarroutes maakte de plaats van strategisch belang. Geniesoldaten bouwden in september 1939 bij de Grote Kolksluis met zandzakken verstevigde bunkers. Het aantal soldaten nam sindsdien voortdurend toe. Bruggen werden voorzien van springladingen. Op 16 april 1940 werd de staat van beleg afgekondigd, op 7 mei werden alle verloven van militairen ingetrokken.

In de nacht van donderdag 9 op vrijdag 10 mei klonk boven Zwartsluis het gedreun van grote groepen bommenwerpers. Men dacht eerst dat ze op weg waren naar Engeland maar er kwamen al snel berichten over het binnenvallen van Duitse troepen in Nederland. Er werden bij Zwartsluis een paar bommen afgeworpen en er waren zware klappen te horen van bruggen die de lucht ingingen. In de ochtend moesten nog meer bruggen opgeblazen worden. Men wachtte tot de bewoners in de gevarenzone in veiligheid waren, een enkeling wilde per se thuis blijven. Toen klonken de knallen. Eerst die van de brug over de Staphorstersluis, die omhoog was gehaald en daardoor loodrecht in het water viel. Even later volgde de brug over de Kolksluis. Toen de rookwolken waren opgetrokken haastten de bewoners van de Schans, de Handelskade, de Mastenmakersstraat en de Sluisstraat zich naar hun huizen. De meeste ruiten waren gesprongen, dakpannen waren gevallen, deuren en kozijnen uit hun verband gerukt. In Zwartsluis was de oorlog begonnen. De Nederlandse soldaten trokken zich terug en op zaterdag 11 mei kwamen Duitse soldaten uit de richting van Meppel. Ondanks de oorlogssituatie ging men op pinksterzondag, ter kerke. Na toestemming van de burgermeester mochten er korte diensten worden gehouden. Na de capitulatie namen Duitse militairen hun intrek in de kleuterschool en de Openbare Lagere School

Pa: "De 'Espérance' arriveerde inmiddels uit Duisburg met een lading kolen in Amsterdam. Ik reisde er met de nachtboot heen. Op de beurs waren daar runners van de Duitsers. Het schip werd door de Wehrmacht gevorderd en weggesleept naar Born in Limburg. Men was zo brutaal dat men dreigde de schipper te doen sterven wanneer hij niet met de vordering zou instemmen. Ik gaf hem de boodschap mee dat hij moest proberen eronderuit te komen. Omdat men in Born nog niet van het een en ander op de hoogte was lukte dat. Hij slaagde erin een lading kolen naar Nijmegen aan te nemen en daar kon hij bewerkstelligen dat hij grind naar Zwartsluis en omstreken ging varen."

Bronnen:
F. W. Michels: "Kleine geschiedenis der scheepvaart." No 34 in de Alkenreeks, beeldencyclopedie, Alkmaar, (waarschijnlijk) 1957. D. H. Couvee: "De meidagen van '40". Bert Bakker Daamen N. V. Den Haag 1960. J. Meulenbelt: "De Duitse Tijd'. Zwarte Beertjes. A. W Bruma & Zoon, Utrecht, mei 1960. Dr. J. Presser: Ondergang, de vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940 - 1945. Eerste deel, 's-Gravenhage/Staatsuitgeverij, 1965. Dr. L. de Jong: Het Koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog, Deel 3: Mei 1940. 's-Gravenhage/Staatsuitgeverij 1970. "Verhalen van het water, scheepvaart en mensen in de twintigste eeuw." Walburg Pers 1997. Wim Coster; "Zwartsluis aan 't Zwarte Water, een geschiedenis sinds 1800." Historische Vereniging Zwartsluis, 1999. "Groninger Welvaart, scheepvaart in stad en ommeland." Uitgeverij Passage, Groningen, 2005. Jan Blokker: "Van dertig banden maar één compact deel." NRC, 13 november 2009. Bernard Hulskamp: "De zakelijkste van de zakelijken, Brinkman & Van der Vlugt en het dynamische Rotterdam." NRC, 14 december 2012. Leonie Breebaart: "Hoe het leven toch doorging, ook in Rotterdam." Trouw, 15 februari 2014. Ekke Overbeek: "De brave onderdaan overleeft elke keizer." Trouw, 30 juli 2014. Paulin Caspers: "Veel gebouwen, weinig visie". NRC/Handelsblad 9 augustus 2014. Wikipedia: Prins Hendrik. http://bvnoordereiland.nu?p=192.

Terug naar de eerste pagina